Een voorstelling in het kader van Artist in Focus C.W. Winter, Anders Edström / Courtisane festival.
Heb je ooit een film bewoond? Ooit het gevoel gehad dat cinema je, tenminste voor een dag, kon laten meedeinen op de natuurlijke en menselijke ritmes van een jou onbekende plaats, verdwalen in zijn landschappen en klankvelden, inleven in zijn gebruiken en tradities? Als één recente film die verdienste waardig mag genoemd worden, dan is het ongetwijfeld The Works and Days (of Tayoko Shiojiri in the Shiotani Basin) (2020), de tweede langspeelfilm van C.W. Winter en Anders Edström, gedraaid in een ruraal dorpje met zevenenveertig inwoners in het gebergte van de prefectuur Kyoto in Japan. Gedurende acht uur, opgedeeld in vijf hoofdstukken, volgt de film het reilen en zeilen van de oudste familie in het dorp, de Shiojiri-Shikatas, en hun kenniskring, wiens leden sinds elf generaties het land bewerken in een constante dialoog met hun natuurlijke omgeving. De protagonist is Tayoko, grootmoeder van de familie, die zich met toewijding kwijt van haar alledaagse taken en zich doorheen de verschuivende seizoenen geconfronteerd ziet met verandering en verlies. Anders Edström, een vermaarde Zweedse fotograaf die sinds twee decennia nauwe banden onderhoudt met de familie, en C.W. Winter, een uit Californië afkomstige CalArts alumnus verbonden aan de universiteit van Oxford, puurden uit deze bijzondere plaats en de prozaïsche levens van zijn inwoners een onvergetelijk epos dat, tegen alle mogelijke schijn in, tot stand kwam op basis van een weloverwogen opbouw en doorgedreven enscenering.
De filmmakers pasten een soortgelijke benadering, die ze zelf hebben omschreven als een “topologische herwerking van het reële tot het fictieve”, eerder toe bij het maken van The Anchorage (2009), een portret van Ulla Edström, Anders’ moeder. De film is een reconstructie van drie dagen uit haar leven op een Zweedse archipel rond Stockholm, tijdens dewelke de isolatie, sereniteit en routine worden verbroken door de verschijning van een mysterieuze jager. Ook hier is plot ondergeschikt aan de uitgekiende aandacht die wordt besteed aan de alledaagse uitwisselingen tussen het menselijke en het natuurlijke, het geleefde en het geconstrueerde. Maar terwijl The Anchorage eerder een vormelijke homogeniteit nastreeft, put The Works and Days uit een veelheid van vormelijke en zintuiglijke registers, waarbij vooral de toewijding aan klankkleur en compositie opvalt.
Die bekommernis voor klank is geen toeval: beide makers delen immers een liefde voor het werk van geluidskunstenaars zoals Alvin Lucier, Éliane Radigue of Akio Suzuki, dat in hun recente film subtiel te horen valt. Een van hun helden is gitaarimprovisator-par-excellence Derek Bailey, van wie ze in 2003 een portretschets maakten, gedreven door een gedeelde fascinatie voor duurtijd en het idee van “oplevering met een beheersing die tevoorschijn komt over langere tijd” - een beschrijving die ook hun eigen werk uitermate siert. Als de geest van Bailey door het werk van C.W. Winter en Anders Edström waart, dan is die wellicht te vinden in hun non-idiomatische aanpak: een filmische benadering gestoeld op discipline en dissensus, openheid voor contingentie en investering over tijd. Een benadering die zich weigert neer te leggen bij het al te vertrouwde en vastgelegde, maar resoluut pleit voor cinema als een medium van gedeelde ervaringen en blijvende beloningen.
De filmmakers pasten een soortgelijke benadering, die ze zelf hebben omschreven als een “topologische herwerking van het reële tot het fictieve”, eerder toe bij het maken van The Anchorage (2009), een portret van Ulla Edström, Anders’ moeder. De film is een reconstructie van drie dagen uit haar leven op een Zweedse archipel rond Stockholm, tijdens dewelke de isolatie, sereniteit en routine worden verbroken door de verschijning van een mysterieuze jager. Ook hier is plot ondergeschikt aan de uitgekiende aandacht die wordt besteed aan de alledaagse uitwisselingen tussen het menselijke en het natuurlijke, het geleefde en het geconstrueerde. Maar terwijl The Anchorage eerder een vormelijke homogeniteit nastreeft, put The Works and Days uit een veelheid van vormelijke en zintuiglijke registers, waarbij vooral de toewijding aan klankkleur en compositie opvalt.
Die bekommernis voor klank is geen toeval: beide makers delen immers een liefde voor het werk van geluidskunstenaars zoals Alvin Lucier, Éliane Radigue of Akio Suzuki, dat in hun recente film subtiel te horen valt. Een van hun helden is gitaarimprovisator-par-excellence Derek Bailey, van wie ze in 2003 een portretschets maakten, gedreven door een gedeelde fascinatie voor duurtijd en het idee van “oplevering met een beheersing die tevoorschijn komt over langere tijd” - een beschrijving die ook hun eigen werk uitermate siert. Als de geest van Bailey door het werk van C.W. Winter en Anders Edström waart, dan is die wellicht te vinden in hun non-idiomatische aanpak: een filmische benadering gestoeld op discipline en dissensus, openheid voor contingentie en investering over tijd. Een benadering die zich weigert neer te leggen bij het al te vertrouwde en vastgelegde, maar resoluut pleit voor cinema als een medium van gedeelde ervaringen en blijvende beloningen.