Regisseur
Franco Rosso
Componist
Dennis Bovell
Met
David N. Haynes, Trevor Laird, Victor Romero Evans
Editie 1981
95'
-
1980
-
Drama
-
Taal:
Engels
FRANCO ROSSO
Geboren in Italië. Groeide op in Londen waar hij studeerde aan de Camberwell Art School en het Royal College of Art. Engeland is voor hem zijn thuis, maar niet zijn geboorteland. Vandaar zijn sympatiserend begrip voor minderheidsgroepen in het algemeen, en minderheidsgroepen van immigranten in het bijzonder. Dit blijkt o.a. duidelijk uit zijn films als HOUSE ON THE HILL, BLACK AND BLUE en DREAD BEAT AND BLOOD, de gevoelige dokumentaire over de reggae-dichter Lynton Kwesi Johnson. Rosso was ook assistent bij KES.
In het taalgebruik van de Jamaicaanse Rastafari-kultuur staat BABYLON symbool voor zowat alle kwaad en onheil dat door de Westerse, blanke en kapitalistisch geïnspireerde samenleving veroorzaakt wordt. M.a.w., BABYLON betekent onderdrukking, geweld, vernedering, armoede, en meer van dat fraais, zoals dat door de West-Indische immigrantenbevolking van (in dit geval) Londen ondergaan wordt. De film BABYLON is opgebouwd volgens het vertrouwde "putting-on-a-show"-stramien van zovele luchtige en vrijblijvende komedies of musicals, waarin verteld wordt welke hindernissen en tegenkantingen de protagonisten moeten overwinnen om hun doel - het opzetten van een show, of iets gelijkaardigs - te bereiken. Maar in de uitwerking daarvan is BABYLON allerminst luchtig of vrijblijvend: het gaat immers om een kwasi-dokumentaristisch exposee over de manier waarop de jonge, West-Indische immigrantenbevolking die reggae-show hanteren als het middel bij uitstek om in een soms onverschillige, maar meestal agressieve omgeving hun kulturele en sociale identiteit als minderheidsgroep te handhaven. De "show" waar het hier om gaat is een zogenaamde "sound-competition", een wedstrijd tussen rivaliserende "sound-systems". Zo'n sound-system ofte "discobar" zorgt voor de ritmische reggae-begeleiding, waarop dan door de "toaster" of voorzanger in poëtische rastafari-terminologie geïmproviseerd wordt.
BABYLON begint met de halve finale van zo'n sound-competition en eindigt met uiteindelijke konfrontatie tussen twee rivaliserende groepen. Maar de film vertelt ondertussen (en vooral) ook het verhaal van de "toaster" van één van die groepen. Blue werkt overdag in een garage, maar wanneer hij 's avonds zijn besmeurde overall uittrekt en zich met de trotse, rood-geel-groene Rasta-kleuren tooit begint voor hem het echte leven in en rond de zwarte discoclubs van de Londense West End.
De film volgt Blue in zijn dagdagelijkse bestaan en toont aan hoe hij in zijn jonge levenslust, onbezonnenheid en vredelievendheid tenslotte door een resem "kleine" incidenten zal gekraakt worden. Er is het vriendinnetje dat de losse verhouding wil ruilen voor iets stabieler, er is de stiefvader die een hekel heeft aan dat excentrieke Rasta-gedoe, er is de jongere broer die steevast van het spijbelen moet weerhouden worden, er is het onnadrukkelijke maar overal merkbare racisme, er zijn de razzia's en de mishandelingen van de weinig diplomatisch optredende politie, er is de vernieling van de geluidsinstallatie door de blanke huurders die het nachtelijke reggae-gedreun beu waren, etc.
Zo opgesomd, lijkt een en ander nogal overtrokken, maar het is één van de grote verdiensten van de film dat dit alles subtiel en soepel in het vlot vertelde verhaal wordt ingewerkt. Onwaarschijnlijk schematisme werd eveneens vermeden: de immigranten krijgen hun part van de menselijke gebreken, fouten en onhebbelijkheden toegeschoven en de blanke autochtonen zijn niet allemaal enge, racistische krengen. Maar wanneer Blue op het einde van de film opnieuw naar de mikro grijpt om, bij wijze van afscheid, zijn boodschap/testament rond te zingen, begrijpt iedere kijker perfekt waar hij het over heeft: "Four hundred years it's the same kind of living. Four hundred years, pain and misery all that Babylon is giving. I can't take no more of that, no I can't take no more of that". De British Board of Film Censors bedacht BABYLON met een X-certifikaat - waardoor de film niet kon gezien worden door de jongeren waarover hij handelt en voor wie hij ondermeer bedoeld is - omwille van het 'mogelijk opruiend' karakter. Het hoeft wellicht niet onderlijnd te worden dat niet de film, maar wel de toestanden waarover onverbloemd gerapporteerd wordt, dat 'opruiende' karakter in zich dragen. Als de film alarmerend en verontrustend is, dan is dat alleen maar omdat de situatie van de raciale minderheidsgroepen alarmerend en verontrustend is. De recente, gewelddadige rellen van Brixton zijn daarvan de voorspelbare illustratie geweest.
Bij dit alles heeft regisseur Franco Rosso zijn integer betoog erg onderhoudend en meeslepend weten te houden. Of, zoals het Amerikaanse vakblad het entoesiast opmerkte, "net zoals de reggae die er doorheen trilt is BABYLON rijk, ruw en reël; net zoals het straatleven dat het schildert is BABYLON bedreigend, komisch, aangrijpend en gewelddadig".
Geboren in Italië. Groeide op in Londen waar hij studeerde aan de Camberwell Art School en het Royal College of Art. Engeland is voor hem zijn thuis, maar niet zijn geboorteland. Vandaar zijn sympatiserend begrip voor minderheidsgroepen in het algemeen, en minderheidsgroepen van immigranten in het bijzonder. Dit blijkt o.a. duidelijk uit zijn films als HOUSE ON THE HILL, BLACK AND BLUE en DREAD BEAT AND BLOOD, de gevoelige dokumentaire over de reggae-dichter Lynton Kwesi Johnson. Rosso was ook assistent bij KES.
In het taalgebruik van de Jamaicaanse Rastafari-kultuur staat BABYLON symbool voor zowat alle kwaad en onheil dat door de Westerse, blanke en kapitalistisch geïnspireerde samenleving veroorzaakt wordt. M.a.w., BABYLON betekent onderdrukking, geweld, vernedering, armoede, en meer van dat fraais, zoals dat door de West-Indische immigrantenbevolking van (in dit geval) Londen ondergaan wordt. De film BABYLON is opgebouwd volgens het vertrouwde "putting-on-a-show"-stramien van zovele luchtige en vrijblijvende komedies of musicals, waarin verteld wordt welke hindernissen en tegenkantingen de protagonisten moeten overwinnen om hun doel - het opzetten van een show, of iets gelijkaardigs - te bereiken. Maar in de uitwerking daarvan is BABYLON allerminst luchtig of vrijblijvend: het gaat immers om een kwasi-dokumentaristisch exposee over de manier waarop de jonge, West-Indische immigrantenbevolking die reggae-show hanteren als het middel bij uitstek om in een soms onverschillige, maar meestal agressieve omgeving hun kulturele en sociale identiteit als minderheidsgroep te handhaven. De "show" waar het hier om gaat is een zogenaamde "sound-competition", een wedstrijd tussen rivaliserende "sound-systems". Zo'n sound-system ofte "discobar" zorgt voor de ritmische reggae-begeleiding, waarop dan door de "toaster" of voorzanger in poëtische rastafari-terminologie geïmproviseerd wordt.
BABYLON begint met de halve finale van zo'n sound-competition en eindigt met uiteindelijke konfrontatie tussen twee rivaliserende groepen. Maar de film vertelt ondertussen (en vooral) ook het verhaal van de "toaster" van één van die groepen. Blue werkt overdag in een garage, maar wanneer hij 's avonds zijn besmeurde overall uittrekt en zich met de trotse, rood-geel-groene Rasta-kleuren tooit begint voor hem het echte leven in en rond de zwarte discoclubs van de Londense West End.
De film volgt Blue in zijn dagdagelijkse bestaan en toont aan hoe hij in zijn jonge levenslust, onbezonnenheid en vredelievendheid tenslotte door een resem "kleine" incidenten zal gekraakt worden. Er is het vriendinnetje dat de losse verhouding wil ruilen voor iets stabieler, er is de stiefvader die een hekel heeft aan dat excentrieke Rasta-gedoe, er is de jongere broer die steevast van het spijbelen moet weerhouden worden, er is het onnadrukkelijke maar overal merkbare racisme, er zijn de razzia's en de mishandelingen van de weinig diplomatisch optredende politie, er is de vernieling van de geluidsinstallatie door de blanke huurders die het nachtelijke reggae-gedreun beu waren, etc.
Zo opgesomd, lijkt een en ander nogal overtrokken, maar het is één van de grote verdiensten van de film dat dit alles subtiel en soepel in het vlot vertelde verhaal wordt ingewerkt. Onwaarschijnlijk schematisme werd eveneens vermeden: de immigranten krijgen hun part van de menselijke gebreken, fouten en onhebbelijkheden toegeschoven en de blanke autochtonen zijn niet allemaal enge, racistische krengen. Maar wanneer Blue op het einde van de film opnieuw naar de mikro grijpt om, bij wijze van afscheid, zijn boodschap/testament rond te zingen, begrijpt iedere kijker perfekt waar hij het over heeft: "Four hundred years it's the same kind of living. Four hundred years, pain and misery all that Babylon is giving. I can't take no more of that, no I can't take no more of that". De British Board of Film Censors bedacht BABYLON met een X-certifikaat - waardoor de film niet kon gezien worden door de jongeren waarover hij handelt en voor wie hij ondermeer bedoeld is - omwille van het 'mogelijk opruiend' karakter. Het hoeft wellicht niet onderlijnd te worden dat niet de film, maar wel de toestanden waarover onverbloemd gerapporteerd wordt, dat 'opruiende' karakter in zich dragen. Als de film alarmerend en verontrustend is, dan is dat alleen maar omdat de situatie van de raciale minderheidsgroepen alarmerend en verontrustend is. De recente, gewelddadige rellen van Brixton zijn daarvan de voorspelbare illustratie geweest.
Bij dit alles heeft regisseur Franco Rosso zijn integer betoog erg onderhoudend en meeslepend weten te houden. Of, zoals het Amerikaanse vakblad het entoesiast opmerkte, "net zoals de reggae die er doorheen trilt is BABYLON rijk, ruw en reël; net zoals het straatleven dat het schildert is BABYLON bedreigend, komisch, aangrijpend en gewelddadig".
Image gallery
Generiek
Regisseur
Franco Rosso
Componist
Dennis Bovell
Met
David N. Haynes, Trevor Laird, Victor Romero Evans
Scenario
Franco Rosso, Martin Stellman
Cinematograaf
Chris Menges
Monteur
Thomas Schwalm
Producent
Gavrik Losey
Meer informatie
Taal
Engels
Productielanden
Italië, Verenigd Koninkrijk
Jaar
1980