Deze film speelt in Londen, in de jaren 1890. De bekende bendeleider Mackie Messer, wordt verliefd op Polly Peachum, dochter van de koning van de Londense bedelaars. Hij trouwt haar zonder toestemming van haar vader, die daarover zeer verbolgen geraakt. Vergeefs zet hij zijn dochter tot scheiding aan en roept tenslotte de hulp in van de korrupte politiekommissaris die onder bedreiging van Peachum Mackie Messer arresteert. Peachum denkt echter dat Mackie Messer ontkomen is en organizeert uit wraak een demonstratie van bedelaars en kreupelen, juist op het moment dat de koningsoptocht moet plaats vinden. Dat betekent het einde van de karriëre van de kommissaris die zich nu aansluit bij Mackie Messer wiens vrouw intussen zijn dievenorganizatie in een bankonderneming heeft omgezet. Brecht ontleende het gegeven van zijn Driestuiversopera aan The Beggars Opera een pastische van Gay en Pepuch, die daarmee in 1728 in Londen volle zalen trokken en Händels operahuis aan Haymarket moeilijke dagen bezorgden. Het oorspronkelijk idee werd Gay aan de hand gedaan door Jonathan Swift, die hem een komedie over gevangenisboeven voorstelde. Toen John Gay het werk aan zijn beschermheer, de hertog van Queensberry, voorlegde merkte deze op: "It is a vey odd thing, Gay. This play is either a very good thing or a very bad thing." De beroemde akteur Quin had er evenzo moeite mee en weigerde de rol van Macheat ( Mackie Messer) te spelen. The Beggars Opera bleek "a very good thing", door de rake teksten van Gay en door de muziek ban Pepuch, die deels overgenomen heeft uit Händels Rinaldo en omgevormd tot het bandietenkoor Let's take the road, die de hit van Londen werd. De opera ging 90 keer. Iedereen wilde hem zien, niet het minst de society die zelf het doelwit was van Gays spot. Brecht gebruikte dit gegeven en situeerde het gebeuren in de late negentiende eeuw.
Het stuk ging in 1928 met groot sukses in het Theater am Schiffbauerdam in Berlijn, hetzelfde teater waar Brecht na de Tweede Wereldoorlog zijn Berliner Ensamble begon. Het enorme sukses vroeg om verfilming. Daartoe werd Pabst aangezocht. Met Brecht werkte hij in de zomer van 1930 in Zuid-Frankrijk aan het skript en daar ontstonden de eerste meningsverschillen over de interpretatie die er later toe zouden leiden dat Brecht zich uit de produktie zou terug trekken en zelfs een proces - dat hij verloor - tegen de filmmaatschappij aanspannen. Brecht was bereid zijn toneelstuk tot op zekere hoogte voor de film aan te passen maar hij wilde daarbij het karakter van het stuk een bijtende satire op de burgerlijke samenleving handhaven. In Pabsts visie was er daarvoor in de film geen plaats. Hij werd juist geboeid door het romantische aspekt van het onderwerp, dat hem dezelfde kans tot sfeerscheppen bood als hij deed in DIE FREUNDENLOSE GASSE, DIE BUCHSE DER PANDORA, DIE BUCHSE DER PANDORA en DAS TAGEBUCH EINER VERLORENEN. Uiteindelijk kreeg Pabst zijn zin en kon hij het romatische Soho uit de negentiende eeuw herscheppen: een droomwereld waarin alles onwerkelijk was. Kracauer wijst in dit verband op het vele gebruik van glas in de film waardoor het illisoir karakter versterkt wordt. Slechts in de bedelaarsdemonstratie breekt de realiteit door Uit "Filmwoche" nr 10 van 1931 vinden we nog volgende kommentaar.
Het is de mooiste gesproken film die we tot op de dag van vandaag gezien heeft. Het is een film vol pittigheden waar het minste detail perfekt op het grote doek is weergegeven. Hiermee mag Pabst gerust bij de groten van de Duitse Film gerekend worden. Het is vooral de ironie die in het stuk zit dat goed uitkomt terwijl de romatische achtergrond van het negentiende-eeuwse Londen uitstekend gebruikt wordt. Ook de aktie is tot in het uiterste bewerkt: niets is aan het toeval overgelaten. Ik heb nooit een film gezien over schurken waar het binneste van de mens niet verdrongen wordt door de aktie en de uiterlijke bijkomstigheden, zelfs niet in de tijd van de stomme film. Het is een echt meesterwerk waarbij men ook niet onze lof naar de dekorbouwers mag vergeten. Men moet deze film aanbevelen zonder het minste voorbehoud. Het is schitterend, en een publiek die van grote kunst houdt moet dringend in kennis gesteld worden met deze film.
Image gallery
Generiek
Georg Wilhelm Pabst
Kurt Weill
Rudolf Forster, Lotte Lenya, Carola Neher
Béla Balázs, Bertolt Brecht, Léo Lania, Ladislaus Vajda
Fritz Arno Wagner
Seymour Nebenzal
Meer informatie
Duits
Duitsland
"Die Dreigroschenoper" (Bertolt Brecht)
1931