Ghare-Baire speelt zich af in 1908 op het landgoed van Nikhil Choudhury, een liberaal intellectueel, in Bengalen. Er heerst spanning, want gouverneur Lord Curzon heeft, door Bengalen op te splitsen in twee administratieve eenheden, verdeeldheid gezaaid.
Op het landgoed arriveert Sandip Mukerjee, oude vriend van Nikhil en politiek activist. Hij wil opstand zaaien. Met zijn vurig temperament krijgt hij Bimala, Nikhils vrouw, in zijn ban. Nikhil voelt echter niets voor geweld en stuurt Sandip weg. Als er dan rellen uitbreken vlucht Sandip.
Bimala keert bij Nikhil terug. Die rijdt uit om de opstandelingen tot bedaren te brengen, maar wordt door een kogel getroffen.
Ghare Baire beweegt zich constant tussen individu en gemeenschap, tussen privé-geluk en publieke betrokkenheid. In het huis heerst rust, buiten is er beroering. Sandip zal die mee naar binnen brengen. Maar door zijn lafheid en zijn cynisme ontketent hij zowel binnen als buiten een drama: Nikhil verliest Bimala en als San dip rellen uitlokt en vlucht, verliest Bimala Nikhil.
De camera beeldt dit schitterend uit door het lichtblauwe salon van Nikhil, met zijn Tsjechoviaanse sfeer, samen met hem te verlaten naar de geelrode gloed van de buitenwereld, om dan met de dode Nikhil terug te komen hij een wenende vrouw.
Signaleren wij nog dat de rol van Nikhil vertolkt wordt door Victor Bannerjee, die zopas bekendheid verwierf met A Passage to India.
(Vrij naar Cinématographe, juni 1985)
Satyajit Ray (Calcutta, 1921) is een van de grootsten uit de filmgeschiedenis. Zijn Jalsaghar (Het Muzieksalon, 1949) is een universeel erkend meesterwerk. Zijn trilogie Pather Panchali (Het Lied van de Weg, 1955) - Apur Sansar (De Wereld van Apu, 1959) - Aparajito (1960) werd internationaal toegejuicht. Volgde in 1977 The Chess Players. Ray is ook een eminent musicus.
Image gallery
Generiek
Satyajit Ray
Satyajit Ray
Soumitra Chatterjee, Victor Banerjee, Swatilekha Sengupta
Satyajit Ray, Rabindranath Tagore
Soumendu Roy
Dulal Dutta
Bulu Ghosh
Meer informatie
Bengaals
India
"Ghare-Baire"(Rabindranath Tagore)
1984