Ciné-Club Flagey presenteert: MILDRED PIERCE (1945)

P1bcuv1dkou5d1cce125c5ka2221
Verdieping 03 apr 2017
Elke maand stelt Patrick Duynslaegher, artistiek directeur Film Fest Gent, in de reeks Ciné-Club in Studio 5, Flagey Brussel, één van zijn favoriete films voor. Op donderdag 6 april staat de donkere Hollywood klassieker Mildred Pierce (1945) met Joan Crawford op het programma.

Deze verfilming van de gelijknamige roman van hard boiled schrijver James M.Cain offreert ons de meest typerende en sublieme rol van selfmade woman Joan Crawford. Ze is hier te bewonderen als een taaie tante die de sociale ladder opklimt van alleenstaande moeder en serveerster tot eigenares van een restaurantketen, maar door haar dochter, gespeeld door Ann Blyth (zowat het ondankbaarste wicht uit de geschiedenis van Hollywood) ten gronde wordt gericht, met als ultieme vernedering voor Mildred dat dochterlief het aanlegt met haar nieuwe echtgenoot (Zachary Scott). Om dit kleine kreng te behagen, geraakt Mildred Pierce verstrikt in een labyrint van zelfopoffering, leugens, materialistische dromen en ziekelijke moederliefde.

Aanvankelijk was regisseur Michael Curtiz niet zo opgetogen toen hij hoorde dat Joan Crawford voor haar eerste film na haar gedwongen vertrek van MGM (de studio die de eenvoudige meid Lucille Le Sueur tot de glamourgodin Joan Crawford geboetseerd had) de middle class rol van Mildred Pierce aangeboden kreeg. ‘She comes over here with her high-hat airs and her goddamn shoulder pads. Why should I waste time directing a has-been?’

Maar uiteindelijk plooide hij voor de dictaten van de front office en stelde hij zijn superieur vakmanschap in dienst van zijn dominerende steractrice (ze kreeg een Oscar voor haar grootse prestatie) en van de geijkte film noir sfeerschepping van de Warner Bros studio.

Dit glanzende melodrama begint met een brutale maar onduidelijke moord (spiegelbeelden zaaien verwarring) en in een reeks flashbacks vertelt Joan Crawford tijdens een ondervraging op het politiebureau haar levensverhaal.

Michael Curtiz kreeg nooit de aandacht en de erkenning van tijdgenoten die hun eigen wereld hadden

Mildred Pierce combineert met groot succes verschillende genres en stemmingen: misdaadfilm, women’s picture, gitzwarte karakterstudie met Freudiaanse accenten, sociaal melodrama over zucht naar status en succes.

Naast de Uber-klassieker Casablanca (1945) is dit de bekendste film van de Amerikaanse regisseur Michael Curtiz (1886-1962), een van de meest fenomenale talenten die de Hollywoodcinema ooit heeft gekend. Hij maakte zo veel films (in Tinseltown alleen al meer dan honderd films, en dan zijn er nog de stille films die hij in zijn geboorteland Hongarij vervaardigde) in zo veel verschillende genres dat hij zeer moeilijk vast te pinnen is. Je zou hem bijvoorbeeld nooit een regisseur van musicals noemen, terwijl hij er toch maar twaalf ensceneerde, met de meest uiteenlopende sterren, van Al Johnson tot Elvis Presley. Omdat hij zich in geen enkel genre specialiseerde, maar er in vele excelleerde, stond hij meestal geboekstaafd als een gepolijste vakman, van alle markten thuis maar zonder een individuele stijl en/of een terugkerende thematiek. Precies daarom kreeg hij nooit de aandacht en de erkenning van tijdgenoten als John Ford, Howard Hawks, Henry Hathaway en Raoul Walsh, die allemaal hun eigen wereld, een eigen toon en sensibiliteit hadden.

Tussen 1930 en 1939 nam Curtiz maar liefst 44 films op. Zo legendarisch was zijn productiviteit dat hij het werkpaard werd genoemd van Warner, de studiofabriek waar hij het langst contractueel aan verbonden was en voor wie hij enkele van zijn grootste en beste films draaide, vaak met grote sterren: Casablanca (1943) met Humphrey Bogart en Ingrid Bergman; Mildred Pierce met Joan Crawford; Captain Blood (1935), The Charge of the Light Brigade (1936), The Adventures of Robin Hood (1938) en The Sea Hawk (1940) met Errol Flynn; The Private Lives of Elizabeth and Essex (1939) met Flynn en Bette Davis.

Zijn kreupel Engels belette hem geenszins een brutale dictator te zijn op de set

Weinig van zijn collega’s wisten zo’n grote verscheidenheid aan de dag te leggen. Hij was de eerste regisseur die een full color horrorfilm maakte (The Mystery of the Wax Museum; 1933), maar hij blikte ook biopics in over George Gershwin (Rhapsody in Blue; 1943), Irving Berlin (This Is the Army; 1943) en Cole Porter (Night and Day; 1946) Hij maakte een gangsterfilm met een priester in een centrale rol (Angels with Dirty Faces; 1938) en gaf Ronald Reagan een van zijn glansrollen als kolonel Custer (The Santa Fe Trail; 1940). Met Mission to Moscow (1943) draaide hij de meest stalinistische film die ooit buiten de Sovjet-Unie geproduceerd werd, terwijl The Egyptian (1954) zijn vrome bijdrage was tot de Bijbelse spektakelfilm in CinemaScope.

Deze Hongaarse emigrant bleef heel zijn carrière worstelen met de Engelse taal, wat er voor zorgde dat er op de set nogal wat afgelachen werd met zijn rare uitdrukkingen, zoals ‘Bring on the empty horses ’ toen hij paarden zonder ruiters nodig had. Of zijn uitval tegen een knoeiende assistent: ‘The next time I want an idiot to do this, I’ll do it myself.’

Zijn kreupel Engels belette hem geenszins een brutale dictator te zijn op de set. Misschien was dit de prijs die je moest betalen voor zijn hoge productiviteit. Het minste wat je kan zeggen is dat hij in het zadel stierf. Tijdens de opname van wat zijn ultieme film werd, The Comancheros (1969), had Curtiz kanker en viel hij na de lunch vaak in slaap in zijn director’s chair, zodat steracteur John Wayne de regie over nam. Volgens assistent regisseur Tom Mankiewicz gedroeg zelfs een doodzieke Curtiz zich als ‘an arrogant prick.’ ‘He might have been dying, but that didn’t mean he was going to stop pushing everybody’s patience to the utmost, as he had done all of his life.’

Mildred Pierce: donderdag 6 april om 19:30 in Ciné-Club, Studio 5, Flagey Brussel.
Inleiding en nagesprek door Patrick Duynslaegher.

Reservaties: www.flagey.be / www.cinematek.be