Cineclub: Petulia (1968)
Is 'Petulia' dé definitieve film van en over de sixties? Misschien wel een rare vraag over een film die weinig mensen zullen gezien hebben. Van bij het begin leek er een soort vloek op te rusten: de wereldpremière had moeten plaatsvinden in mei 1968 op het filmfestival van Cannes, maar helaas stak de studentenopstand, die zich van Parijs naar heel Frankrijk had verspreid, stokken in de wielen. Het festival werd na enkele dagen stopgezet en 'Petulia' was één van de films (samen met o.a. 'Je t’aime, je t’aime' van Alain Resnais, een regisseur door wiens montage-experimenten Lester zeker beïnvloed werd) die sneuvelden.
Na een bescheiden release in 1968 werd de film bijna nooit meer vertoond, noch in repertoire-cinema’s, filmmusea of op televisie. Toonaangevende Amerikaanse critici haatten de film: "obscene, disagreeable, dislikeable" schreef Pauline Kael. Voor Newsweek was het "a rotten, dishonest comedy."
Terwijl 'The Graduate', 'Easy Rider', 'Zabriskie Point' en 'The Party' uitgroeiden tot iconische films uit de golden sixties, verdween 'Petulia' onder de radar, werd het hooguit een onbeminde, want zelden bekeken cultfilm, een artefact waar af en toe door professionelen naar verwezen werd, en dan vooral voor de opvallend modieuze vormgeving die school maakte.
Moedeloos machteloos
'Petulia' is een tegelijk gevoelig en confronterend romantisch drama over een man van middelbare leeftijd, Archie Bonner (George C. Scott), een getrouwde arts die een onmogelijke liefdesrelatie heeft met een ongelukkig getrouwde rijkeluisvrouw, Petulia Danner (Julie Christie). Ze mag zich dan nog wat excentriek gedragen, Archie valt voor haar jeugdige vitaliteit waardoor hij misschien wel de passie en de opwinding terugvindt die in zijn leven ontbreken. Beiden zijn in een echtscheiding verwikkeld en hun wederhelften (gespeeld door Richard Chamberlain en Shirley Knight) zien er zo mogelijk nog minder gelukkig en voldaan uit.
George C. Scott zet een heel sterke vertolking neer als de man die door zijn wanhoop bijna geïmmobiliseerd geraakt en maar niet de moed vindt om zich volledig te ontfermen over de duidelijk hulpbehoevende Petulia, aan wie kwetsbare schoonheid Julie Christie zo mooi gestalte geeft. Lester laat ons meevoelen met karakters die zeker geen Hollywoodse idealisering meekregen, maar ook worden geobserveerd in hun zwakten en emotionele tekorten. Als producten van hun tijd incarneren ze zelf hetgene waartegen ze rebelleren. Anders dan in de meeste huwelijkskronieken zijn Archie en Petulia zich maar al te bewust van wat hun frustreert en ongelukkig maakt, maar toch staan ze machteloos.
Lester wikkelt de vrij summiere intrige in een gefragmenteerde stijl die zeer flitsend en anno 1968 vernieuwend oogde, maar ook op een briljante manier de personages, hun ideeën, hun gevoelens en hun wereld definieert. Lester probeert met zijn versplinterende, vaak vrije associaties, de stream of consciousness te vatten van zijn neurotische heldin. Het nerveus inzoomen op details in decor en omgeving onderstreept voortdurend het onechte en gekunstelde van hun materialistische omgeving. Jump-cuts en door elkaar geklutste tijdsniveaus vertalen visueel en emotioneel hoe de hen omringende samenleving als irrationeel en incoherent wordt ervaren. De versplinterende stijl reveleert wat er omgaat in de geesten en harten van de personages.
(Kleine parenthese: de cameraman van 'Petulia' is Nicolas Roeg die in de jaren tachtig zelf ging regisseren. Je vraagt je af of 'Petulia' niet de matrix is van Roegs nog meer gecompliceerde experimenten met non-lineaire vertelstructuren in films als 'Performance', 'Don’t Look Now', 'Bad Timing' en 'Eureka'?)
San Francisco
Ofschoon de vormgeving aansluit bij de trendy Swinging Londen esthetiek (best gevat in 'Blow Up' van Michelangelo Antonioni), speelt de film zich af in San Francisco en wordt de essentie van deze Amerikaanse stad schitterend in de dramatische perikelen geïntegreerd. Alleen heeft San Francisco hier niet het clichématige van America’s Heavenlike City. Achter de schoonheid van de beeldcomposities en de cinematografie, zit een stad die even lelijk en onaangenaam kan zijn, evenveel vervreemding kan opwekken als om het even welke grote metropool.
Richard Lester, in 1932 in Philadelphia geboren, week al eind van de jaren vijftig uit naar Engeland waar hij zijn meeste films draaide. Hij keerde nog sporadisch terug naar de States (voor 'Petulia', maar ook voor 'Butch and Sundance: the Early Days', zijn sequel uit 1980 van Butch Cassidy and the Sundance Kid) maar dankt zijn status aan zijn twee Beatles films, 'A hard Day’s Night' (1964) en 'Help' (1965). Niet alleen zijn omgang met de Fabulous Four maakte hem binnen de wat saaie en kleurloze sociaal geëngageerde Britse cinema van die tijd een hippe regisseur. Hij ontwikkelde ook een frisse, lossere stijl van filmen, waarbij hij dankbaar en inventief gebruikmaakte van de technische kennis die hij in Amerika had opgedaan als maker van reclamespotjes. De zogeheten Lester touch stond voor speelsheid, een hoog tempo, bruuske gedachtesprongen, rusteloze cameravoering, sarcastische grappen en veel, heel veel montagevondsten.
'Petulia' was en blijft Lesters enige film over het hedendaagse Amerika, waarvan hij de turbulenties en tijdgeest feilloos vatte. Onbewust wellicht, omdat hij als filmmaker intuïtief te werk gaat en liefst in volle vrijheid filmt, zonder zich al te veel aan het script te houden. Hij was de spreekwoordelijke man op het juiste tijdstip op de juiste plaats. Hij laat ons in 'Petulia' een Amerika zien dat net als het liefdespaar in een malaise en in een overgangsperiode verkeert. Lester kijkt als een outsider naar de American way of life en zijn blik is scherp en genadeloos. Hij draaide de film in 1967, het jaar van de summer of love. Maar je proeft in de film al het einde en de ontsporingen van de counter-culture. De flower powerbeweging van hippies en dropouts geraakt al snel overstemd door protesten tegen de oorlog in Vietnam (een oorlog die nadrukkelijk aanwezig is op de tv-schermen in de film), studentenrevoltes, radicalisering en het omarmen en verspreiden van de drugscultuur. Lester toont ons een middle-class voor wie zielloos materialisme geen voldoening schenkt, maar die ook gedesoriënteerd is door de nieuwe moraal van de permissieve generatie. In de zacht obsederende score van John Barry, een mix van jazzy easy listening, onrust en hunkering, voel je deze dualiteit (En, vindt u ook niet dat het hoofdthema sterk gelijkt op het thema dat Michel Legrand enkele jaren later componeerde voor 'The Summer of ‘42'?).
Buitenbeentje
Alhoewel Lester in Amerika klinische psychologie gestudeerd had, zette hij zich in zijn films altijd af tegen een psychologische benadering van zijn personages. Toen ik hem in 1977 voor Knack magazine interviewde, vertelde hij daarover: "Ik had al gauw een hartsgrondige hekel aan het vak psychologie. De tests die ik kinderen liet uitvoeren en diende te interpreteren, heb ik altijd verafschuwd. Je merkt ongetwijfeld in mijn films dat ik psychologisch gefundeerde films wantrouw. Nooit zal ik tijdens de opnamen met een acteur discussiëren over wat hij bijvoorbeeld in zijn jeugd heeft meegemaakt en wat voor Freudiaanse gevolgen dat had. Voor mij bestaat film slechts uit twee dimensies. Als ik een personage leven geef, gebeurt dit niet door psychologische nuances. Mijn afkeer voor drie dimensies op het doek heeft ook iets te maken met mijn voorliefde voor het surrealisme. Om surrealistisch te wezen, moet een voorwerp zijn plaats in de ruimte verliezen, los gemaakt worden van zijn natuurlijke omgeving, uit zijn schaduw worden gehaald." En, voegde hij er aan toe: "Film is goed voor fantasie, niet voor realiteit. Laat de realiteit maar over aan de televisie. Het documentaire is hun domein."
Toen ik opmerkte dat hij met Petulia een film had gemaakt die wél het leven weerspiegelt, antwoordde hij: "'Petulia' is dan ook een buitenbeentje in mijn werk. Het was voor mij een hoogst eigenaardige film. Ik wilde vooral een film maken die mijn dubbelzinnige houding tegenover Amerika uitdrukte. Maar toen gebeurde er iets dat typerend is voor hoe een film zich tegen zijn maker kan verzetten. De personages die ik ten tonele voerde, behielden, zonder dat ik dat wilde, hun derde dimensie. Het realiteitsgehalte van 'Petulia' is grotendeels het gevolg van de manier waarop ik de film draaide. Ik ging er vanuit dat het leven bestaat uit allerlei gebeurtenissen die los van elkaar staan en dat niets wat gebeurt volslagen concreet is. Daarom draaide ik deze film over een huwelijkscrisis op een radicale manier. Een voorbeeld: voor elke nabij-opname van een acteur, had ik een tweede camera met een lange zoomlens om me te concentreren op hun handen, op alles wat me op dit moment interessant leek maar waarvan zij niet onmiddellijk wisten dat dit in beeld zou komen. George C. Scott wist echt niet wat ik precies fotografeerde terwijl hij stond te acteren. Halverwege de opnamen nam de set-fotograaf me terzijde, zei hij dat hij meende het scenario begrepen te hebben maar dat de opnamen er helemaal anders uitzagen, dat dit niks meer met het originele scenario te maken had. Het is een stokpaardje van me, misschien wel een obsessie, dat als ik bijvoorbeeld een liefdesscène draai, ik het niet kan helpen dat ik dan begin te denken: 'wanneer werd het beddengoed verschoond?' En 'wie deed dat'? Dit is geen politieke of sociale kwestie: zo functioneert mijn brein nu eenmaal. Ik wil altijd de keerzijde van het decor tonen, kijk graag wat er in de coulissen gebeurt en stel me overal vragen over. Voor mij is dit wat het filmmedium zinvol maakt."
Vlak na 'Petulia' maakte Lester een nog minder vertoonde film, 'The Bed-Sitting Room' (1969), een absurdistische farce over de dreiging van de atoombom. Zijn carrière nam plotseling een hoge vlucht met zijn in tweeën gesplitste Alexandre Dumas-bewerking, 'The Three Musketeers: The Queen’s Diamonds' (1873) en 'The Four Musketeers: Milady’s Revenge' (1974), waarin hij ondanks de luchtige ondertoon een zeldzaam realistisch beeld ophing van de zeden in het Frankrijk ten tijde van Lodewijk XIII en kardinaal Richelieu. In de vroege jaren tachtig scoorde hij zijn grootste commercieel succes met de vervolgfilms 'Superman II' (1982) en 'Superman III' (1983) waarin hij, zeker in licht van de huidige Comics rage, de superheldmythe spottend en kritisch benaderde.
Tussenin deze dubbele blockbusters tekende Lester enkele van zijn beste en meest ondergewaardeerde films: de antirampenfilm 'Juggernaut' (1974), het revisionistische heldenverhaal 'Robin and Marian' (1976) en zijn ontluisterende kijk op de Castro-revolutie 'Cuba' (1979). Drie films die samen met 'Petulia' van Richard Lester (inmiddels 89 en op rust) de meest vergeten supersterregisseur uit de jaren ’60 en ’70 maken.
‘Petulia’: donderdag 19 december om 19:30 in Ciné-Club Flagey (Studio 5), Brussel.
Reservaties: www.flagey.be / www.cinematek.be