Classics FFG2022: Park Chan-wook (‘Joint Security Area’)
Vertoningen
door Patrick Duynslaegher
Ja, Park provoceert graag, schept er zichtbaar plezier in om de grenzen van het toelaatbare af te tasten, maar wie iets dieper graaft dan wat aan de oppervlakte zichtbaar is, ontdekt een regisseur die in zijn visueel overdonderende films ook serieuze thema’s aansnijdt en morele dilemma’s verkent die vaak te maken hebben sociale en mentale aliënatie. Zijn katholieke opvoeding heeft hem ook doordrongen met het idee van opoffering en verlossing.
Park, geboren in 1963, groeide op in Seoul, studeerde filosofie en esthetica aan de Sogang universiteit waar hij een actief lid was van de fotografieclub. Tijdens zijn studententijd dompelde hij zich onder in de film en was hij vooral onder de indruk van Hitchcock; Vertigo was de film die hem overtuigde om zelf films te gaan maken. Niet alleen Hitchcock ("mijn filmschool, mijn bijbel, mijn handboek") maar ook de Koreaanse regisseur Kim Ki-young was een grote inspiratie. Het is evenwel niet Kims cultklassieker The Housemaid die hij citeert maar wel Woman of Fire ’82 met de femme fatale van de Koreaanse cinema, Youn Yuh-jung. Hij kwam ook een tijdje aan de kost als filmrecensent.
Moon Is the Sun’s Dream (1992)
Parks debuut, een melodramatische gangsterfilm, was geen succes en deed de regisseur terugkeren naar de filmkritiek; hij publiceerde een verzameling reviews, Videodrome: the Discreet Charm of Watching Films, waarin hij zijn grote passie voor film uitschreeuwde.
Trio/Three Members (1997)
Na een hiatus van vijf jaar draaide Park een tweede speelfilm, een road movie over een disfunctioneel trio dat rondreist in het land en huizen leegplundert. We treffen hier al veel thema’s aan die Parks latere werk zullen typeren en ook hier reeds worden sociale kwesties met zwarte humor aan de man gebracht. Maar ook deze tweede film werd door de critici slecht onthaald.
Simpan/Judgement (1999)
Deze claustrofobische halfuur lange film is wellicht de meest cynische en nihilistische van deze auteur. Gesitueerd in een mortuarium zien we de autopsie en identificatie van een onbekend slachtoffer dat vanonder het puin gehaald werd van een ingestort warenhuis. Geschokte ouders zijn ervan overtuigd dat het om hun dochter gaat maar ook een medewerker van het mortuarium claimt het lijk als dat van zijn vervreemde dochter. Deze pijnlijke situatie wordt gefilmd door een tv-crew om daarmee de menselijke aspecten van deze tragedie te tonen. Park perst uit deze concentratie van menselijk leed de gitzwartste humor vooral als blijkt dat de motieven van de rouwenden minder edel zijn dan ze lijken: de identificatie van het meisje zou heel wat geld kunnen opbrengen. De film impliceert dat niet alleen de daders maar ook de filmmaker én het publiek voyeurs zijn die niet genoeg kunnen krijgen van andermans leed.
JSA/Joint Security Area (2000)
Voor hij definitief doorbrak met zijn Old Boy trilogie rolde Park Chan-wook al zijn spierballen met deze brutale mix van male bounding en Noord-Zuid spanningen en trauma’s. De titel slaat op de gedemilitariseerde zone (DMZ) tussen de twee landen én de twee politieke ideologieën. Een heftig incident laat twee Noord Koreaanse grensbewakers dood en één Zuid Koreaan gewond achter. De Zuid-Koreaan biecht op dat hij de moorden beging en de hele situatie dreigt te escaleren in een majeur internationaal incident. Sophie, een neutrale Zwitsers-Koreaanse vrouwelijke officier onderzoekt de zaak en stuit daarbij op een historiek van geheime verbroederingen tussen grenswachters van beide kanten.
Volgens The Village Voice heeft dit grenswachterdrama ook een onmiskenbare gay component: "Focused on the blurring of shared boundaries, it’s also the gayest action flick figuration of Korea’s post-war bifurcation ever made, predominantly concerned with the fatal attraction between two pairs of night duty border guards who strike up an unlikely friendship based on pop-culture crossovers and macho mutual admirations." En inderdaad, de situatie is genuanceerder dan gedacht: tijdens hun toevallige ontmoetingen ontdekken de gezworen vijanden dat aan weerszijde van de grens mensen in essentie niet van elkaar verschillen.
De platonische relatie wijst op de broederschap die de militairen voor elkaar voelen en staan algemener voor een drang naar een eengemaakt Korea. Als puntje bij paaltje komt is dit verlangen niet opgewassen tegen het onvermogen van de betrokkenen om het verleden achter zich te laten. Dit is wat JSA zo tragisch maakt.
Vormelijk demonstreert deze film Parks inventieve manipulatie van de factor tijd. Middels flashbacks en langzame revelaties legt hij de stukjes van de puzzel in elkaar, zodat we een totaalbeeld krijgen dat complexer is dan de simplistische denkbeelden die omtrent de spanningen tussen Noord en Zuid geformuleerd worden. Hoewel de claustrofobische setting en de strengheid van het militaire milieu niet meteen aanzetten tot flamboyante stilistische hoogstandjes, schuwt Park het niet om ook hier af en toe voor opvallende shots te kiezen die de toeschouwer bewust maken dat hij naar een film zit te kijken. Ik denk hier dan met name aan twee voorbeelden van kenmerkende opnamen van Parks visuele stijl: het overhead shot dat speelt met het lijnenspel in het afbakenen van de twee vijandelijke kampen; de circulaire cameravoering die tussen de personages een sterke visuele spanning creëert.
Deze eerste superproductie van de nieuwe Zuid-Koreaanse filmindustrie blijft politiek omstreden: voor de een illustreert hij de opening van de regering Kim Dae-jung naar Noord-Korea toe, voor de ander gaat het om een neo-nationalistisch traktaat, wat de film al even schizofreen maakt als het land van herkomst, waar Joint Security Area in 2000 de grootste publiekstrekker van het jaar werd.
Sympathy for Mr. Vengeance (2002)
Een virtuoos feest van geësthetiseerd geweld, bizarre humor, morbide poëzie en verheerlijking van de sociale paria. Het ingenieus opgebouwde verhaal verandert halfweg van protagonist en ontvouwt een drievoudige wraakqueeste: van Dong-jin, een vader die het de ontvoerders van zijn per ongeluk omgekomen dochtertje op gruwelijke wijze betaald zet; van een van de ontvoerders, Ryu, een doofstomme jongen met bleekgroen haar die een groteske vergelding pleegt tegen de orgaanhandelaars die hem een nier ontfutselden die hij nodig heeft om het leven van zijn zuster te redden; en tenslotte van een revolutionaire terreurbeweging die de hele film lang wat belachelijk wordt gemaakt maar finaal toch het laatste woord krijgt - een typische uitsmijter voor deze wrang anarchistische regisseur. Hoe verschillend en incompatibel de personages ook zijn, ze delen dezelfde meedogenloosheid en bizar genoeg ook dezelfde humaniteit. Op zich zijn het immers geen slechteriken, maar in hun onbedwingbare drang om zich te wreken op wie hun geliefden ontnomen heeft, begeven ze zich op een pad dat onvermijdelijk naar de totale vernietiging leidt.
Wie esthetisch verantwoord geweld weet te smaken, zal genieten van het woest expressief gebruik van kaders, kleur en composities en van Parks ingenieus gebruik van subjectieve vertelling in beeld en geluid. Parks ziekelijke humor danst op de fijne scheidslijn tussen tragiek en farce. Sympathy for Mr. Vengeance is het eerste deel van Parks roemruchte trilogie waarin een welhaast Jakobijnse exploratie van tragiek en vergelding die geen al te beste kijk op de menselijke conditie offreert. De volgende delen zijn Old Boy en Sympathy for Lady Vengeance.
Old Boy (2004)
Park doet in zijn snoeiharde doorbraakfilm een bizarre wraakgeschiedenis uit de doeken met een mix van geweld en erotiek die al vergeleken werd met David Lynch - een al te gemakzuchtig hokjes denken want de Koreaanse geweldenaar met een camera kan gerust op eigen benen staan. Op een donkere en stormachtige nacht wordt een ordinaire man, de zakenman Oh Dae-su (Choi Min-sik) net als hij zijn dochtertje een cadeau wil geven, door een mysterieuze organisatie ontvoerd en zonder enige uitleg vijftien jaar lang opgesloten in een benepen kamer, afgezonderd van de buitenwereld. Zijn vrijlating is al even abrupt: op een dag wordt hij wakker en kruipt hij uit een kist op het dak van een flatgebouw. Zonder enige waarschuwing is hij plotseling weer op vrije voeten en dit in een wereld die er 15 jaar later voor hem helemaal anders uitziet. Sushi chef Mi-do helpt hem om zich aan te passen aan deze nieuwe wereld. Er volgt een quasi surreële zoektocht naar het brein achter deze ontvoering en de moord op zijn intussen ook vermoorde vrouw. Het wordt ook een confrontatie met de demonen uit het onverwerkt verleden van de wraakzuchtige protagonist. Deze gitzwarte genreoefening waarin levende inktvis wordt verorberd en gezonde tanden met de hamer worden verwijderd, is een aaneenrijging van stilistische hoogstandjes. In het bijzonder een virtuoos drie minuten lang lateraal tracking shot waarin de protagonist met hamer en vuist zijn cipiers te lijf gaat.
Het mysterie dat de sleutel tot de film is, wordt verwoord door een van de personages: "Het gaat niet om waarom je vijftien jaar opgesloten werd maar wel om waarom je vrijgelaten werd." De finale revelatie is schokkend. De-su’s daden die tot zijn gevangenschap leidden waren zo alledaags dat hij dit compleet vergeten was en hij zich totaal onbewust is van de verregaande consequenties.
Een dreun van een film die ook Quentin Tarantino K.O. sloeg toen hij voorzitter was van de jury van het festival van Cannes, wat Park een Grand Prix opbracht voor een film die onder de juryleden vast niet eenieders cup of tea was. Volgens insiders was Old Boy de grote favoriet tijdens de deliberaties tot plotseling de jury (of tenminste de meerderheid van de jury) vond dat ze een politiek in plaats van een cinematografisch statement moest maken waardoor de Gouden Palm uiteindelijk ging naar 9/11, het filmisch bedenkelijk anti-Bush pamflet van Michael Moore. Spike Lee maakte in 2013 een zinloze remake onder dezelfde titel, maar dan wel aan elkaar geschreven: Oldboy.
Three Extremes/ segment Cut (2004)
"Cut is een kortfilm uit Three Extremes, de twee andere extremisten zijnde de Hong-Konger Fruit Chan en de Japanner Miike Takashi. In Parks bijdrage krijgen we een regisseur van een vampierfilm die aan het middel verbonden is met een lint dat zich uitstrekt over de hele studioset. Zijn vrouw, een pianiste is gespannen als een menselijke marionet, haar vingers vastgekleefd aan de pianotoetsen. Hun ontvoerder stelt de regisseur voor een ultimatum. Als hij weigert een hulpeloos kind te vermoorden, zal hij een voor een de vingers afhakken van zijn vrouw. Met het soepele maar ostentatieve camerawerk en de primaire kleurendesign onderstreept Park het opzettelijk kunstmatige van het filmbedrijf. Hij gebruikt dit environment ook om met spiegels en schotten te werken, en verschaft een structuur die door het noodlot en de actie aan gruzelementen wordt geslagen. De ontvoerder van de regisseur, een ontevreden figurant, heeft zijn baas in deze hachelijke situatie gebracht omdat hij de regisseur niet alleen als intelligent, rijk en getalenteerd beschouwd maar ook als een goede persoon. Dit is Parks meest postmoderne en zelfreflexieve film." Naar Colin Odell en Michelle Leblanc (International Film Guide).
Lady Vengeance (2005)
Net als in de eerste twee delen van Parks beroemde trilogie leidt onrecht tot een zorgvuldig uitgekiende en genadeloze wraakexercitie. Lee Geum-ja wordt valselijk beschuldigd van de ontvoering en moord op een jongetje en zit dertien jaar vast in de vrouwengevangenis waar ze de tijd doodt door behoeftige gevangenen te helpen. Dat altruïsme laat ze al snel varen wanneer ze vrijkomt en op wraak op wraak zint tegen degene die verantwoordelijk is voor haar verloren jaren.
Niet iedereen heeft het zo begrepen op Parks frivole lofzang op al wie het recht in eigen handen neemt en het manifest genot waarmee hij slachtoffers in beulen transformeert. Wat leidt tot de extreme scène waarin de Lady van de wraak de ouders van de kinderen die het slachtoffer werden van de sadistische moordenaar (die ze gevangen heeft gezet in de aanpalende kamer) de cassettes laat zien die de killer maakte terwijl hij hun kroost aan het martelen was en dit om hen te overtuigen de dader de wreedste beproevingen te laten ondergaan. Dat gewone lieden in staat zijn om zich tot monsters te transformeren is een favoriet thema van Park en wordt hier tot in zijn extremen afgetast. Hij filmt zijn ster als een katholiek icoon: verlichte halo, het hoofd zijwaarts gespannen, een eenzaam traantje dat langs haar gezicht druppelt.
I’m a Cyborg, but that’s OK (2006)
Na zijn gewelduitspattingen in Old Boy gaat Park zowaar de romantische toer op. Maar dan met een romcom die de tropen van het genre ver achter zich laat en helemaal ontsproten is uit zijn bizarre fantasiewereld. De jonge heldin, Young-goon, zit opgesloten in een psychiatrische inrichting, is er stellig van overtuigd dat ze een robot is, weigert alle voedsel, en onderwerpt zich aan een regime door batterijen op te zuigen (naarmate haar energieniveau stijgt beginnen haar tenen op te lichten) en praat tegen drankautomaten. Ze ziet het als haar missie om de ziekenhuisverplegers uit te roeien die verantwoordelijk zijn voor de collocatie van haar grootmoeder.
Een andere kostganger, Il-soon heeft de gewoonte de kenmerken over te nemen van de mensen die hij observeert en is dan ook de enige die haar begrijpt. Wat niet belet dat wanneer hij verliefd wordt, hij probeert om haar terug te brengen naar de realiteit. Op de vraag waarom precies hij dit romantisch tussendoortje maakte, spiegelt Park zich aan de door hem bewonderde Sam Peckinpah die na twee brokken geweld, The Wild Bunch (1969) en Straw Dogs (1971), het zachtmoedige Junior Bonner (1972) draaide.
De poëtische pop die hij in deze mix van SF en sociale commentaar nastreeft, bereikt hij slechts in enkele scènes, zoals deze waarin de cyborg zich laat repareren. Geheugen en perceptie spelen een belangrijke rol in het leven van de personages, in het bijzonder bij een vrouw die zo vaak elektroshock therapie kreeg dat haar geheugen aangetast geraakt en ze haar medepatiënten voortdurend andere verhalen opdist.
Thirst (2009)
Park Chan-wook pakt het wat luchtiger aan en trakteert ons op bloedfonteinen en festijnen in deze grillige shocker over een met zijn geloof worstelende zwartrok, Sang-hyan die de vrijwillige proefpersoon is voor een vaccin tegen een dodelijk Afrikaans virus. Met als onbedoeld neveneffect dat hij tijdens de geslachtsdaad in een vampier verandert. Hij heeft er moeite mee zijn bloedzuigende appetijt te lessen en stort zich op Tae-ju, de manipulerende echtgenote van een van zijn jeugdvrienden en samen genieten ze vol overgave van een leven dat in het teken staat van het hedonisme. Sang-hyan kan echter zijn vorig leven niet vergeten en zijn knagend geweten toont aan dat dit niet eindeloos kan verdergaan. Hij leidt inderdaad een schizofreen bestaan: uitgedost als priester moet hij zijn patiënten troosten om later in ’t geniep hun bloed te drinken.
Wat je ziet is briljant in beeld gezet al is het vaak te veel n’importe quoi. Wie van het genre houdt zal wel genieten van hoe de zo sterk aan het christendom gelinkte thematiek van het vampirisme (incluis de hele santenboetiek van het schuldgevoel) hier met min of meer succes naar Zuid-Korea geëxporteerd wordt. Song Kang-ho vertolkt zijn personage van blasfemische geestelijke met de schijnbare gelatenheid die we van de acteur uit Memories of Murder en The Host verwachten. Park bewaart zijn beste idee voor het einde, een scène aan het strand waarin hij zijn gefolterde folteraars en roofdieren transformeert tot elastische figuren uit een macabere tekenfilm. Je zal het allicht niet merken, maar Parks grootste inspiratie voor deze film was Thérèse Raquin van Emile Zola. Deze film won de prijs van de Jury op het festival van Cannes.
Stoker (2013)
Ridley en Tony Scott, zelf niet vies van enig effectbejag en zinloze virtuositeit, zijn de producenten van deze Engelstalige film van de Koreaanse meester van het bombastisch geweld en de afgelikte esthetiek. Parks Hollywooddebuut valt echter best mee; de mix tussen spektakel, gotische dreiging en perverse spanning is zelfs zeer geslaagd te noemen, met dank ook van de prima vertolkingen van Nicole Kidman, Mia Wasikowska en Matthew Goode. Zijn quasi aangeboren drang naar tape-à-l’oeil is zelfs enigszins onderdrukt in deze thriller die ten dele ook een hommage is aan Hitchcock en dan vooral aan diens lievelingsfilm Shadow of a Doubt (1943) maar ook Psycho (1960). Zowel Hitchcock als Park studeerden bij de Jezuïeten, wat hen erg van pas komt in het departement (seksuele) repressie. De ‘uncle Charlie’ van dienst is hier de oom die plotseling opduikt om zijn nichtje India te verleiden en te corrumperen, terwijl hij en passant ook met haar moeder aanpapt.
Zowel de titel als de semi-bovennatuurlijke en Gotische sfeer suggereren dat we met een vampierfilm te maken hebben, terwijl de film uiteindelijk volkomen ‘realistisch’ is maar dan in de bekende stijl van de vaak van maniërisme beschuldigde regisseur: een aaneenschakeling van travellings en arabesken met de camera en een oververzadigd kleurpalet. Op die manier transformeert Park de ontmoeting van Charlie en India tot een pervers sprookje met allusies naar Assepoester. Mia Wasikowski en Nicole Kidman trakteren ons ook op een intens dochter-moeder duel waar het Amerikaanse melodrama zo verzot op is, van Mildred Pierce (1945) tot Imitation of Life (1959). De plot heeft ook een aantal twists in petto, zoals een variante op Old Boywaarin dit keer de dames aan het langste eind trekken.
Zoals andere Aziatische regisseurs die hem voorgingen (John Woo, Ringo Lam) kreeg ook Park het bij zijn eerste Amerikaans avontuur aan de stok met de producerende studio Fox Searchlight die hem aanzette om twintig minuten uit zijn film te snijden.
The Handmaiden (2016)
Zelfs zijn tegenstanders moesten toegeven dat Parks vakmanschap hier een niet vaak gezien niveau bereikt van visuele en technische gesofistikeerdheid. "Een voluptueuze narratieve valstrik vol rozenblaadjes en wierook," zo beschreef Les Inrocks deze briljante psychologische manipulatie, met een structuur zoals Russische poppen.
Gesitueerd tijdens de Japanse overheersing van Korea in de jaren 1930, (terwijl de oorspronkelijke roman van Sarah Waters, Fingersmith, in Victoriaans Engeland speelde) vertelt Mademoiselle over een dandy oplichter die zich een adellijke status aanmeet om een rijke Japanse erfgename te kunnen huwen en dit met de hulp van een jonge medeplichtige die zich laat aanwerven als meid van de rijke vrouw. De rollen van slachtoffer, oplichter en medeplichtige worden echter geregeld omgedraaid wanneer de twee vrouwen een band smeden en daarna weer elkaar verraden, met elke machinatie die voor een nieuw complot zorgt. Het verhaal wordt drie keer verteld met telkens het standpunt van een ander personage, bijlange geen nieuw concept alhoewel het hier op een ludieke en vermakelijke manier wordt opgediend, het bedrog en de valse schijn geïntensifieerd door de erotische uitstraling van de vrouwelijke personages, gefilmd door een expert in het transformeren van fraaie lichamen in sensuele objecten. Natuurlijk kan je de mannelijke blik op het quasi mystieke saphisme pervers of kleinzielig noemen, maar dan heeft uw gevoel voor humor betere tijden gekend.
The Little Drummer Girl (2018)
John LeCarré’s thriller werd zonder succes in 1984 al eens eerder verfilmd door George Roy Hill en krijgt nu een tweede kans via het tv-Mini Series format dat zich beter leent tot een volwaardige adaptatie waarin de complexiteit van LeCarré’s karakters en zijn verfijnd geplotte politieke intriges meer tot hun recht komen. De twee belangrijkste motieven in dit werk van de befaamde spionnage-auteur - rollenspel en manipulatie - zijn niet toevallig ook twee obsessies van Park Chan-wook, die als Zuid-Koreaan ook van wanten weet inzake spionage en ideologische oorlogvoering. Le Carré beschrijft in The Little Drummer Girl (1983) de Israëlische jacht op het Palestijnse brein achter een aantal bomaanslagen. Daarbij fungeert Charlie, een actrice, als lokvogel. Het instuderen van haar rol levert een aantal fascinerende hoofdstukken. Naarmate de operatie verder gaat wordt de dubbele bodem in de intrige steeds helderder: het is de dubbele bodem van de situatie in het Midden-Oosten zelf, de Joodse tragedie tegenover de Palestijnse tragedie. Charlie komt tijdens haar opdracht voor de Israeli’s midden in de verschrikkingen terecht van een aanval op een Palestijns kamp.
De set-up van The Little Drummer Girl transformeert zich in een bespiegeling over een situatie waarin een persoon zo diep gaat in haar coverup dat ze riskeert zichzelf te verliezen. De Israëlische spion die de operatie leidt, Martin Kurtz (Michael Shannon) en zijn collega Becker (Alexander Skarsgard) wissen het verschil uit tussen de echte persoonlijkheid van Charlie (Florence Pugh) en de vrouw die ze wordt als ze infiltreert bij een groep Palestijnse terroristen. In zekere zin gaat het in dit rollenspel om een opvoering waarbij Martin de regisseur is, Becker de schrijver en Charlie de ster. Volgens een enthousiaste recensent, Brian Tallerico, editor van RogerEbert.com, was het feit dat Park een buitenstaander is in deze door Israëli’s geleide spionage missie geen hinderpaal maar een troef. "The Little Drummer Girl is about an outsider to the culture in which she’s going undercover and it’s different than it would have been were it made by a Brit or Israeli. There’s something just a bit off every episode in a way that makes it distinctly Park’s, and often riveting."
Ondanks het feit dat de internationale dynamiek van de productie een extra laagje spanning en persoonlijkheid schenkt aan de serie is er het feit dat een regisseur bij tv-series minder macht en beslissingsrecht heeft dan bij een bioscoopfilm. Park zag zich genoodzaakt om met vier partijen - de productie, de Britten van de BBC, de Amerikanen van AMC en hijzelf - eens te worden over het scenario. Het verzoenen van die vier verschillende standpunten zorgde ervoor dat ze pas tot een akkoord kwamen net voor de geplande opnamen. Daardoor had Park voor de eerste keer in zijn carrière geen tijd voor een gedetailleerde story board (zo noodzakelijk als grondplan voor zijn vernuftige stilistische hoogstandjes). Hij zegt dat uiteindelijk zijn visie aanvaard werd en dat het werken zonder story board een interessante ervaring was. De Blu-ray zal trouwens zijn director’s cut bevatten, gezien er toch meningsverschillen waren bij de montage.
Decision to Leave (2022)
"Un polar jouant avec brio des acquis hitchcockiens sous forme d’un exercice de style un peu vain," schreef Le Monde ietwat minachtend over de film die op de jongste editie van het festival van Cannes een verdiende Prijs voor de mise-en-scène kreeg. Je kan wel stellen dat Park hier verrassend uit de hoek komt en een film maakt die fundamenteel indruist tegen zijn reputatie. In plaats van de gebruikelijke mix van extreem geweld, sadistisch maniërisme en de nodige portie heftige seks krijgen we een verleidelijke romantische thriller waarin de speurder Hae-joon verliefd wordt op de voornaamste verdachte van een moordraadsel, de jonge Chinese weduwe van het slachtoffer en waardoor hij in een bonte aaneenschakeling van onthullingen, listen, dubbelspel, leugen en bedrog van de ene verrassing, desillusie in de andere sukkelt.
Zoals dit type thriller vereist, berust Decision to Leave op een plot die vergezocht lijkt en vreemde bochten maakt maar dermate virtuoos en intrigerend wordt verteld dat we als toeschouwer de kans en de tijd niet krijgen om dit als hinderlijk te ervaren. Het is in de eerste plaats de stilistische panache die ons meesleept. Park is een grote cinefiele formalist die film na film de archetypes van de thriller en misdaadfilm verkent en een andere draai geeft. In Decision to Leave gaat het ook meer over wat verborgen, bedekt en mysterieus blijft dan wat aan de oppervlakte waarneembaar is. Vandaar dat intens fysiek geweld hier grotendeels achterwege blijft.
In veel recensies viel de naam Hitchcock. Er zijn inderdaad verwijzingen naar Vertigo (1958) in de scènes waarin de protagonist de verdachte vrouw op wie hij verliefd wordt per auto schaduwt en ook het gedempte kleurpalet in de interieurs die allemaal eenzelfde neutrale tonaliteit hebben doet denken aan Hitchcocks latere periode. Maar als het puur op mise en scène/montage aankomt, alludeert Park in zijn gebruik van tijdruimtelijke manipulaties, slimme toepassing van split screen en split focus veeleer naar de thrillers van Brian De Palma (Sisters, 1972; Blow Out, 1981; Raising Cain, 1992).
Park laat hier grotendeels zijn flamboyante effecten varen, wat niet belet dat ook in deze meer ingetogen film er plotseling shots zitten die spectaculair zijn visuele flair demonstreren. Denk dan bijvoorbeeld aan een strak gekadreerde sequentie opname in een interieur waarin de camera, eens de twee twistende protagonisten uit het beeldkader wandelen, onverwacht omhoog zwenkt naar de zware zoldering wat de scène retrospectief erg verpletterend maakt. Een ander voorbeeld tussen de vele is de abstraherende luchtopname van de politiespeurder die van het land naar de zee holt om zijn geliefde te redden. Hitchcock, alweer, maakte een vergelijkbaar shot in The Birds (1963) waarin het lijkt alsof er vanuit de hemel neergekeken wordt op het menselijk geknoei bij een aanval van onze gevederde vrienden. Bij Park denk je niet aan een ‘goddelijk’ standpunt wel aan een picturaal effect uit de abstracte schilderkunst. Naast de score van zijn vaste componist Jo Yeong-wook, maakt Park ook gebruik van het Adagietto uit Mahlers Vijfde symfonie dat vooral geassocieerd wordt met Luchino Visconti’s Death in Venice (1970).
Patrick Duynslaegher
Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.