Digitalisering met een virus
12 okt 2009
Investeren, digitaliseren en samenwerken. Deze oproep van Sandra De Hamer, de directeur van het Nederlands Filmmuseum vormde de kernboodschap op de tijdens de 36ste editie van het Filmfestival Gent gehouden leerrijke Dag van het filmberoep.
Naarmate de dag vorderde kwam de klemtoon meer en meer te liggen op de levensnoodzakelijke samenwerking tussen alle geledingen van het filmberoep en klonk de oproep tot steun van de overheid steeds luider. Want er is,voor de bioscopen althans, in deze digitale tijden een bug of virus op komst dat VPF heet. Voluit klinkt dat Virtual Print Fee en dat betekent dat studio's of distributeurs een bijdrage leveren per boeking van een film.
Een en ander kadert in de omschakeling van de gewone projectie zoals we die nu met pellicule kennen en de steeds toenemende digitalisering waarbij film via een harde schijf wordt vertoond. Een projectietoestel kost grosso modo tussen de vijftigduizend en de honderdduizend euro. Voor een bioscoopuitbater een stevige investering die slechts de grote groepen kunnen ophoesten. Voor de distributeurs die de films aanleveren, betekent digitalisering een grote besparing. Ze hoeven geen duizenden kopies meer te trekken en de verzending van schijfjes kost een pak minder dan die van duizenden filmdozen. Eigenlijk hoeft men zelfs geen film-cd meer te versturen want de projectie kan rechtstreeks vanuit Hollywood. Zoals dat enkele jaren leden al tijdens een festivaleditie werd getoond.
Alle partijen zijn het er over eens dat de verdelers best een bijdrage leveren tot het technisch omvormen van de bioscopen waar ze hun films afleveren. Ze zijn daartoe ook bereid. Maar wat leert de praktijk?
Het VPF-model is gemaakt op de maat van de grote Amerikaanse studio's en voor Europa zijn ze nogal kieskeurig. We hoorden in de Gentse Vooruit waar de dag van het filmberoep plaatsvond dat ze voor minder dan vijftig schermen tegelijk geen akkoord afsluiten. Bovendien stellen ze hun voorwaarden. Tijdens kaderonderhandelingen die niet mochten uitlekken, bleek dat ze bioscoopeigenaars verplichten om jaarlijks 16 films uit hun catalogus te nemen. Iedere dag en soms in alle zalen tegelijk te vertonen. Daarop zijn uiteraard vele variaties mogelijk maar het is duidelijk dat er in een dergelijk plaatje weinig of geen plaats meer is voor onze arthouse bioscopen. Geen wonder dat Patrick Deboes van de Gentse Sphinx in naam van de arthouses de alarmklok luidde en om subsidies vroeg. Geen goedkoop loos alarm want hij kon refereren naar toestanden in Engeland en in Noorwegen waar de overheid de kleinere bioscopen bijsprong en eenmalig hun digitalisering betaalde.
Niet iedereen was van een zogenaamde "negatieve benadering" overtuigd. Want in Luik zou een arthouse uitbater zijn publiek met dertig procent hebben verhoogd door alleen maar op de wensen van dat publiek in te spelen. Want digitalisering betekent een grotere flexibiliteit. Niemand twijfelt daar aan. Vandaar dat bioscopen ook meer fun locaties worden. Maar waar je tegelijk ook opera kan beluisteren of grote sportevenementen kan bijwonen.
De hele problematiek wordt nog meer complex omdat derde spelers zich op de filmmarkt begeven. Zij zien brood in een bemiddelende rol. En noemen zich integrators. Ze schuiven een bioscoopuitbater een vingerdik contract toe en innen procentjes her en der, zo vertelde ons een betrokkene.
Daarom de vraag aan de overheid om regulerend op te treden. Terwijl alle ons omringende landen alle krachten bundelen, is daar in ons land nog geen sprake van. Een en ander wordt helder uitgelegd in "Digitale Cinema. Veranderingen, kansen en uitdagingen voor de bioscoop- en distributiesector" van Ann Overbergh. Verplichte lectuur voor Joke Schauvliege onze kersverse minister van cultuur vooraleer ze haar beleidsverklaring voorleest.