FFG Classics ontleed: Die linkshändige Frau
Die linkshändige Frau (1978)
Omdat hij het beschrijven van gedachten en emoties een beetje beu was, keerde toneelschrijver Peter Handke zich op het eind van de jaren ’70 naar de cinema. Zijn eerste speelfilm is ondanks het simpele verhaal en de uitgezuiverde, tijdloze visuele composities een complexe studie van een getrouwde vrouw die voor het eerst in haar leven eenzaamheid trotseert. Het portret van deze quasi woordloze heldin is even anti-psychologisch als anti-naturalistisch.
Het handelingsverloop - van een drama is er nooit echt sprake - is uiterst eenvoudig en wordt verteld via zeer precieze beelden die in afgemeten cadrages en gecontroleerde kleurengamma’s de eenzaamheid moeten uitdrukken van een ontevreden vrouw, Marianne, die zich probeert los te maken uit het steriele comfort van een onpersoonlijke leefwereld.
Zonder enige aanleiding kondigt Marianne (Edith Clever) bij de terugkeer van haar man (Bruno Ganz) van een zakenreis aan dat hij niet langer welkom is in hun woning in een Parijse buitenwijk. Samen met haar 12-jarig zoontje wil ze een tijdlang op haar eentje wonen, zonder haar echtgenoot.
Wat volgt is een in hyperrealistische beelden geregistreerd en streng selectief ‘filmisch’ verslag van haar experiment. We zien over een periode van enkele maanden van hoe ze leert om alleen te leven zonder zich verlaten te voelen. Wat lang niet makkelijk is. Ze krijgt wel bezoek, van haar vader en haar vroegere baas. Haar vader wordt gespeeld door Bernhard Minetti, een van de grote persoonlijkheden uit het Duits theater die al sinds de jaren 1920 op de planken staat. In een film die zuinig omspringt met dialogen en wijze levenslessen, krijgt zijn commentaar op de overeenkomsten tussen eenzame ouder en eenzame dochter een extra kracht. ‘Mijn leven ging ergens de verkeerde kant op…..je zult eindigen net als mij’, zegt hij net voor zijn trein vertrekt en Marianne zoals gewoonlijk alleen en doelloos op het perron achterblijft.
Ze gaat ook vriendelijk om met de leraar in de Duitse school bij wie haar man zijn intrek neemt nadat hij aan de deur werd gezet en ze maakt kennis met een feministische groep. Desondanks brengt ze haar meeste tijd door op haar eentje of met haar zoontje. Ze werkt aan een vertaling van Flaubert, dwaalt door de straten, praat nagenoeg met niemand, staart vaag voor haar uit. En denkt wellicht voor de eerste keer, na over haar situatie, over haar leven, over haar toekomst.
Handke knoopt geen enkele interpretatie of verklaring vast aan zijn studie van het dagelijkse doen en laten van een vrouw die plotseling in een voor haar compleet nieuwe situatie terechtkomt. Al zit de aliënatie van Marianne al vervat in haar situatie van Duitse vrouw in een Parijse buitenwijk, met een kind dat naar een Duitstalige school gaat en zij die zelf weinig contact heeft met haar Franse buren.
Opdat we het verstrijken van de tijd zouden voelen werkt Handke met hoofdstuktitels die de maanden van het jaar aangeven. Wanneer de film eindigt zitten we in de late lente. Die seizoenverwijzingen zijn zeker geen toeval: ze refereren aan de Japanse meester Yasujiro Ozu die een reeks naar seizoenen verwijzende films maakte over de veranderingen in het leven van Japanse families (Late Lente; Vroege Lente, Late Herfst, Vroege Herfst, Een herfstnamiddag; Vroege zomer; Het einde van de zomer). Ozu zei: ’Ik wil dat je ziet wat mensen voelen zonder dat ik mijn toevlucht moet zoeken in drama.’ Vandaar dat hij gebouwen, landschappen, hemels gebruikt als interpunctie, als de grammaticale structuur van zijn films.
Ter voorbereiding van zijn film ging Handke over een periode van drie jaar op zoek naar inspirerende beelden overal waar hij die kon sprokkelen. Een van die beelden die hij accumuleerde was dat van een vrouw die tussen twee kinderen in slaap valt tijdens een matinée-filmvertoning. Hij verwerkt dit in Die linkshändige Frau in de scène waar kinderen en volwassenen naar een fragment van een vroege film van Ozu zitten te kijken waarbij de volwassen vrouw in slaap valt terwijl haar zoon en zijn vriendje in vervoering toekijken.
In navolging van de door hem bewonderde Japanse meester Ozu wil hij de gevoelens van zijn personages zichtbaar maken zonder zich op uiterlijk drama te beroepen. En vooral zonder woorden. De schrijver heeft kennelijk voor film gekozen omdat dit het medium is waar je het best de stilte kan laten spreken. Hij wil Mariannes oningevulde psychologie suggereren door zijn gedetailleerde, haarscherpe en heel even ook desoriënterende kijk op de omgeving en de objecten die zijn heldin omringen.
Die linkshändige Frau is opgevat als een studie van het onuitgesprokene en het onuitsprekelijke in menselijke relaties. Voor wie voorgekauwde ‘psychologiseren’ gewoon is, is het zeker even aanpassen. Het is aan de aan zijn lot overgelaten toeschouwer om de betekenisloosheid toch maar betekenisvol te maken.
De wezenloze vertolkingen van acteurs die zelf niet betrokken lijken bij de scènes waarin ze vaag en onduidelijk optreden, passen wonderwel bij het strakke design van het geheel, maar zullen zeker bij sommigen ergernis opwekken. Wat moedwillig ontbreekt, is de emotionele geladenheid die je met de personages doet meeleven.
Visueel is Die linkshändige Frau soms verbluffend mooi, dit dankzij de op de Amerikaanse landschapschilder Andrew Wyeth geïnspireerde fotografie van Robby Müller (vaste cameraman van Wim Wenders, wiens maatschappij Road Movies ook produceerde). Handke heeft ook oog en oor voor de eigenaardigheden van een schijnbaar vertrouwde Parijse randstad, Clamart (waar de auteur toen zelf woonde), waarin het voortdurend geraas van treinen een onwennige sfeer schept.
Die linkshändige Frau verscheen in 1978 in de bioscoop, hetzelfde jaar als An Unmarried Woman van Paul Mazursky, met Jill Clayburgh in een gelijkaardige rol als deze van Edith Clever. Het is interessant de twee films te vergelijken. In de Amerikaanse film, die lang niet onaardig is, wordt alles uitgesproken, uitgelegd, ingevuld, onderlijnd. Bij Handke is het net het tegenovergestelde. An Unmarried Woman werd een inslaand succes. Na een even opgemerkte als bekritiseerde vertoning op het festival van Cannes verdween Die linkshändige Frau onder de radar en werd haast nergens uitgebracht. ‘A hidden masterpiece’ volgens Richard Brody (The New Yorker). ‘One of the major works of the New German Cinema’ (Brad Deane; tiff).
[IMG]
Met Edith Clever, Bruno Ganz, Michael Lonsdale, Markus Mühleisen, Angela Winkler, Bernhard Wicki, Bernhard Minetti, Rüdiger Vogler, Gérard Depardieu.
Handke, Peter (1942)
Oostenrijks dichter en prozaschrijver geboren in Griffin. Hij wordt beschouwd als een van de meest originele Duitstalige schrijvers uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Van 1961 tot 1965 studeerde Handke rechten aan de universiteit van Graz.
Hij schreef bijdragen voor het avant-garde literair magazine manuskripte. Met zijn eerste belangrijk drama, Publikumsbeschimfung (1966) vestigde hij zijn reputatie als een anti-conventionele toneelschrijver en vernieuwde hij het theater. Daarin analyseren vier acteurs een uur lang de aard van het theater om daarna het publiek afwisselend te beledigen en te prijzen voor hun ‘performance.’ Er volgden meerdere stukken waarin het ontbreekt aan conventionele intrige, dialogen en personages.
Voor zijn eerste avondvullend stuk, Kaspar (1967) voerde hij de vondeling Kaspar Hauser op, een sprakeloze onschuldige die vernietigd wordt als de maatschappij hem haar taal en rationale waarden opdringt. (Ook Werner Herzog maakte een film, Jeder für Sich und Gott gegen alle, over deze outsider).
Zijn romans zijn grotendeels ultra-objectieve, deadpan verslagen van personages die in een extreme gemoedstoestand verkeren. Het meest bekend is Die Angst des Tormanns beim Elfmeter (1970). Andere stukken van hem zijn Das Mündel will Vormund sein (1969) en Der Ritt über den Bodensee (1971). Wunschloses Unglück (1972) is een bescheiden memoire, geschreven na de zelfmoord van zijn moeder.
Peter Steinz is (in zijn Gids voor de Wereldliteratuur uit 2003) niet mals voor de evolutie van Handke: ‘Zelfs bij zijn grootste fans heeft Peter Handke, de held van ‘links’ in de jaren 60 en 70, zijn literaire krediet verspeeld. De dikke pillen die hij de afgelopen decennia produceerde, werden zonder uitzondering gekritiseerd als slappe aftreksels van legendarische road novels als Der Chinese des Schmerzes (1983, over een classicus die in een opwelling een neonazi doodslaat), Der kurze Brief zum langen Abschied (1974, over een schrijver die in Amerika door zijn moordzuchtige vrouw achterna wordt gezeten), en Die Angst des Tormanns beim Elfmeter (1970, over een ex-voetballer die last krijgt van zijn geweten nadat hij tijdens een blackout een caissière heeft vermoord).
Handkes gevoeligheid is pathetiek geworden, zijn beroemde landschapsbeschrijvingen zijn verzand in mystiek, en zijn hang naar publieksbeschimping verleidde hem er tijdens de Joegoslavische burgeroorlog toe om partij te kiezen voor de Serviërs. Als er één schrijver is van wie je alleen het vroege werk moet lezen, dan is het Peter Handke.’
Na twee scenario’s voor Wim Wenders (Die Angst des Tormanns beim Elfmeter en Falsche Bewegung) en één televisiefilm, Chronik der laufenden Ereignisse (1971) die hij schreef en regisseerde, maakte Handke zijn regiedebuut voor de bioscoop met Die linkshändige Frau, naar een roman uit 1976 die hij met het oog op verfilming had geschreven.
Een enthousiaste Richard Roud (toen directeur van het New York Film Festival) besloot zijn positieve recensie van Die Linkshändige Frau in Sight and Sound als volgt: ‘Handke is al bekend als romanschrijver, toneelauteur en scenarist, en hij lijkt me voortaan ook een filmmaker om rekening mee te houden.’ Bemoedigende woorden, maar helaas niet echt profetisch. Handke bleef schrijven, maar wat filmregie betreft maakte hij hierna slechts één bioscoopfilm, L’abscence, die in 1992 in Venetië in première ging en daarna roemloos ten onder ging, en nog één televisiefilm, Das Mal des Todes (1985) naar een roman van Marguerite Duras.
Handke schreef nog twee film voor Wenders, Der Himmel über Berlin (1998) en de Franstalige 3-D film Les beaux jours d’Aranjuez (2016). Hij bewerkte ook zijn roman Der kurze Brief zum langen Abschied (1978) voor regisseur Herbert Vesely, en zijn roman Stune der wahren Empfindung voor de film Ville étrangère (1988) van Didier Goldschmidt.