FFG Classics ontleed: Rheingold

20 2399 gallery 1
Verdieping 12 okt 2020
De 47ste editie van Film Fest Gent biedt dit jaar een platform aan contemporain Duits filmgeweld maar werpt ook een unieke blik op de cinefiele grandeur van de Neue Deutsche Welle. Classics-curator van het festival Patrick Duynslaegher gidst u doorheen het classics-parcours en bespreekt één voor één de titels en hun cineasten.

Rheingold (1978)

Een van de meest geslaagde voorbeelden van een film die deel uitmaakt van de Nieuwe Duitse Cinema, teruggrijpt naar de Duitse film van de jaren 1930 en zowel qua plot (moord/driehoeksverhouding), actie (achtervolging) als narratief (race tegen de tijd) beproefde formules gebruikt uit de commerciële cinema voor het grote publiek. Het is met andere woorden een van de weinige auteurfilms uit die tijd die de brug slaat tussen arthouse en films voor een breder publiek.

De structuur van de film is zowel gebaseerd op parallelle actie als sprongen in de tijd. De titel verwijst naar de route van de Trans-Europe Express en de luxueuze sneltrein TEE Rheingold die van Düsseldorf naar Basel door de vallei van de Rijn raast, maar refereert ook aan een van de grootste Duitse mythen en de twee zijn sterk met elkaar verweven. De driehoek omvat een diplomaat, zijn verveelde ontrouwe vrouw en de treinsteward, een jeugdvriend en vroegere minnaar van haar. Zoals het in Wagners opera Rheingold over de strijd gaat tussen liefde (het pure goud) en macht, zo gaat ook deze film over een vrouw die heen en weer geslingerd wordt tussen weelde, comfort en zekerheid, en passionele liefde.

De diplomaat en zijn sensuele vrouw Elisabeth stappen op de trein op een verschillende halte, en zonder dat ze afweten van elkaars aanwezigheid. Aan boord is ook haar minnaar op wie ze weer verliefd wordt; de bedrogen echtgenoot betrapt hen. Elisabeth vergezelt haar bedrogen man naar zijn compartiment waar hij haar in een vlaag van woede met een briefopener die hij net als afscheidscadeau kreeg in de buik steekt en vervolgens van de trein springt. Wanneer hij beseft dat hij bezwarende bewijzen achterliet (of is het omdat hij wroeging heeft?), neemt hij een taxi die de trein richting Zwitserland moet achtervolgen. De vrouw blijkt intussen dodelijk gewond en omdat ze haar echtgenoot niet wil incrimineren verbergt ze haar wonde en zit ze langzaam te sterven in het treincompartiment terwijl in haar hoofd flash-backs aan betere tijden met haar echtgenoot en met haar minnaar voorbijflitsen. In parallelmontage zien we de taxi en de trein neus aan neus langs de Rijn razen of de voorthollende trein in de schemering verdwijnen terwijl de nietsvermoedende steward af en toe komt checken hoe zijn geliefde het maakt. Schilling speelt in deze sequenties met het kromtrekken van de tijd.

Tot zover is dit een onvervalste treinthriller in de traditie van Hitchcocks The Lady Vanishes (1938), Jacques Tourneurs Berlin Express (1948), Anthony Manns The Tall Target (1951) en Richard Fleischers The Narrow Margin (1952).

Maar dan komt de kat op de koord en krijgen we er een andere dimensie bovenop. In het compartiment duikt plotseling een bloedmooie hedendaagse Engel des Doods op die geen woord spreekt en alleen maar toekijkt. Ze krijgt het gezelschap van een kleine Gretchen die recht uit Goethe komt en een oude man die de sage van de Lorelei reciteert, de sirene van de Rijn die zeelieden naar de schipbreuk lokte. Op de soundtrack schalt uit volle borst een Wagneriaans koor. En uit het vensterraam, dat als een filmdoek wordt gepresenteerd, trekken de landschappen van een mythologisch Duitsland voorbij, met kastelen op de bergtoppen en de Rijn glinsterend in het zonlicht. De thriller maakt plaats voor een tragische en heroïsche lofzang op het vaderland.

Terwijl het leven van de dodelijk verwonde vrouw wegglijdt zien we haar koortsdroom waarin ze aan haar minnaar denkt. Hier bereikt de film een niveau dat tussen het sublieme en ridicule zwalpt, dat voor de een Kitsch is en voor de ander grandioos en onweerstaanbaar. En waarom niet de twee: sublieme Kitsch? De beelden zijn majestatisch, erotisch (zonder enig bloot) en seksueel geladen: de trein, de tunnels, het mes en de alomtegenwoordige Rijn. In hun verblindende intensiteit hellen de beelden over naar het transcendente en daalt er ook een verpletterende apocalyptische doemsfeer over de film neer. Rheingold is tegelijk een overtrokken soap opera en een tragedie die in grote vaart zijn lot tegemoet snelt.

Ik moet toegeven dat tijdens de wereldpremière op de Berlinale in het Zoo-Palast de film werd uitgefloten door (een deel van) het publiek dat duidelijk vijandig stond tegenover een film die ons willens nillens meevoert naar een verheven dimensie die tegelijk haaks staat op de Duitse zakelijkheid en perfect aansluit bij een zekere waanzin in de Duitse Romantiek, waar zeker ook Werner Herzog kan van meespreken. Vermoedelijk keert het feit dat de film in een herkenbare hedendaagse bourgeoiswereld speelt, zich tegen de quasi hysterische romantiek die zich langzaam maar zeker meester maakt van deze treinthriller. Het transcendente is meestal makkelijker te aanvaarden in een meer exotische, abstracte of tijdloze context.

De hoofdrol wordt gespeeld door de hypnotiserende Elke Haltaufderheide (zo’n naam vind je niet uit) die ook al in Schillers twee vorige films een hoofdrol kreeg en de producer was van zijn meeste films. Gene Youngblood bejubelde haar in Take One door haar met twee Fassbinder-actrices te vergelijken: ‘Ze is bleek, gereserveerd en ietwat tragisch, ze is weemoedig als Ingrid Caven en pervers als Irm Hermann, met een gezicht dat aan beiden doet denken. In één woord: ze bespookt je.

Met Elke Haltaufderheide, Rüdiger Kirschstein, Gunther Malzacher, Alice Treff, Alfred Baavory.

Schilling, Niklaus (1944-2016)

Geboren in Basel, Zwitserland. Hij was een van de vroegste leden van de Nieuwe Duitse Cinema-beweging maar in de loop der jaren heeft hij zichzelf verschillende keren opnieuw uitgevonden.

Grenskwesties en scheiding zijn terugkerende thema’s, in het bijzonder de innerlijke Duitse verdeeldheid maar ook de fysieke opsplitsing van de twee Duitslanden en de twee Berlijns. Schilling pakt vaak klassieke genres aan, zoals het melodrama en de spionagethriller, die hij ondermijnt en die hij gebruikt om te reflecteren over de Duitse Romantische geest zoals in Rheingold, of de Oost-West verdeeldheid in de thriller Der Willi Busch Report of gewoon over het filmmedium zelf.

Hij is een van de meest technisch bekwame regisseurs van zijn generatie, vooral zijn experimenteren met de Steadicam-camera in Der Willi Busch Report (1979) is daar een fraai staaltje van.

Hij komt uit een katholiek gezin en kwam het eerst in contact met film op de zondagsschool. Hij studeerde in een business school en trainde als een etaleur. In 1961 maakte hij zijn eerste 16mm-films samen met zijn broer, de schilder Alfons Schilling. In Zurich werd hij camera-assistent voor de reclamefilm maatschappij Pro Film en maakte hij ook tv-reportages. In 1965 verhuisde hij naar Duitsland. Als assistent productie ontmoette hij in München de regisseurs Klaus Lemke, Rudolf Thome en Jean-Marie Straub. Samen met Hubs Hagen werkte hij als cameraman aan projecten van de ‘Munich Groep’.

Zijn echte carrière begon toen hij chef-cameraman werd van 48 Stunden bis Acapulco (1967) van Lemke; van Straubs Der Bräutigam, Die Komödiantin und der Zuhälter (1968); van Thome’s Detektive (1968) en van May Spils succesvolle komedie Nicht Fummeln, Liebling (1969). Na enkele kortfilms maakte hij in 1971 met privégeld zijn speelfilmdebuut Nachtschatten.

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.