'Hustle' in Flagey
Robert Aldrich (1918-1983) maakte zijn entree als regisseur in de vroege jaren vijftig die gekarakteriseerd werden door de nasleep van het McCarthyisme, de eerste infiltraties in de cinema van televisievaklui en het nakend einde van de oppermacht van de grote filmstudio’s. Aldrich is een typisch product van die tijd vol kantelmomenten, wat duidelijk gebleken is uit zijn verdere evolutie als filmmaker.
Artistieke vrijheid
Na een artistiek desastreuze, gedwongen Europese excursie omdat Columbia Pictures hem na 'The Garment Jungle' de laan had uitgestuurd, luidden 'Whatever Happened to Baby Jane' en 'Hush…Hush, Sweet Charlotte' (twee venijnige films over vrouwelijke monsters) voor Aldrich een periode in van heropleving. 'The Dirty Dozen', een oorlogsdrama uit 1967, deed het zo goed aan de kassa dat de filmmaker met de winst een eigen studio bouwde (de oude Mary Pickford studio’s in East Hollywood die hij omdoopte tot de Aldrich Studios) en in volle vrijheid een reeks films regisseerde, ver weg van de bemoeienissen van studiobazen en producenten waar hij altijd last van had.
Jammer genoeg werd dit stoute avontuur een compleet fiasco. De vier films die hij in totale onafhankelijkheid draaide (het agressief lesbisch melodrama 'The Killing of Sister George', de James Hadley Chase verfilming 'The Grissom Gang', de afrekening met het mythische Oud Hollywood 'The Legend of Lylah Clare', de verstikkende oorlogsfilm in de jungle 'Too Late the Hero') geraakten niet uit de rode cijfers. Aldrich zag zich genoodzaakt zijn studio te verkopen en belandde weer op de vrije markt.
Rusteloos temperament
De films die hij nadien maakte zijn ongelijk van kwaliteit maar leverden toch toptitels in zijn filmografie af, zoals 'The Longest Yard', 'Ulzana’s Raid', 'Emperor of the North Pole' en 'Twilight’s Last Gleaming'. Allemaal verraden ze het woeste temperament van een regisseur die altijd consequent zijn eigen weg ging, onverschillig bleef op wiens tenen hij nu weer trapte. Zijn taaie wereld van ondergang, verval en agressie wordt al gebald samengevat in de vaak apocalyptische titels van zijn films: 'World for Ransom', 'Kiss Me Deadly', 'Autumn Leaves', 'The Garment Jungle', 'Attack!', 'The Angry Hills', 'Ten Seconds to Hell', 'The Last Sunset', 'Sodom and Gomorrah', 'The Dirty Dozen', 'The Killing of Sister George', 'Too Late the Hero', 'Twilight’s Last Gleaming'.
Alhoewel hij nu met de afstand van de jaren geboekstaafd staat als een klassiek Hollywoodregisseur, kun je zijn stijl zeker niet gepolijst noemen. De adjectieven die beter bij zijn films passen (brutaal, ruw, abrupt, hortend, chaotisch, bot) geven aan dat Aldrich niet de klassieke idealen van evenwicht, schoonheid en perfectie nastreefde, maar hij integendeel in beeld en geluid uiting gaf aan zijn rusteloos, anarchistisch temperament.
Vuile potjes
'Hustle', een van de sterkste exemplaren uit zijn latere periode, werd behalve door onvoorwaardelijke fans van de regisseur, weinig gewaardeerd bij de release in 1975. Nu blijkt het een van de interessantste politiefilms te zijn van de seventies, een decennium waarin het genre boeiende transformaties doormaakte (zie ook 'Dirty Harry' en 'Madigan' van Don Siegel, 'The French Connection' van William Friedkin, 'The New Centurions' van Richard Fleischer, 'The Onion Field' van Harold Becker, 'Serpico' van Sidney Lumet).
Op het eerste gezicht wijst alles erop dat 'Hustle' veilig aanknoopt met de tradities én clichés van het dirty cop genre. Steracteur en coproducent Burt Reynolds, toen een even groot macho-icoon als Clint Eastwood en Charles Bronson, speelt een gedesillusioneerde politieman die samen met zijn partner belast wordt met het onderzoek naar de verdachte dood van een jong meisje, wier lijk aanspoelde aan de kust van Californië. Naarmate hun enquête vordert blijkt officiële gerechtigheid hoe langer hoe meer in gebreke te blijven.
Om vuile potjes gedekt te houden, wordt het dossier door hogerhand al vlug geklasseerd. De autopsie wijst uit dat het meisje gestorven is aan een overdosis barbituraten. Daar de ouders van het slachtoffer (Ben Johnson en Eileen Brennan) "nobodies" zijn, zoals de politiechef (Ernest Borgnine) het zo harteloos stelt, wordt de hele zaak afgehandeld als een banale zelfmoord.
Twee werelden
'Hustle' is een opvallend goed geschreven film, waarvan het scenario van Steve Shagan binnen een ogenschijnlijke zwart-wittekening ruimte laat voor ambiguïteit en nuancering. Het onderzoek is voor Aldrich ook een middel om te peilen naar de gefrustreerde psyche van zijn speurder, een pragmatische flik die in een crossculturele liefdesaffaire gewikkeld zit met een dure Franse call girl (een uitstekende Catherine Deneuve in één van haar weinige optredens in een Amerikaanse film).
Voor de machopolitieman is het moeilijk om zich te houden aan de afspraak dat hun liaison niet belet dat Deneuve tegen fikse vergoeding afspraakjes blijft maken met andere, doorgaans rijke mannen, zeker vergeleken met het salaris van onze diender. De menselijke ellende, de corruptie en verdorvenheid waar Reynolds beroepshalve mee geconfronteerd wordt gaat hoe langer hoe meer inwerken op zijn privéleven. Die twee werelden lijken bij de aanhef van de film kunstmatig van elkaar gescheiden, maar het verloop van de intrige bewijst het tegendeel.
Morele dilemma's
Het portret van deze politieman, die zoals vele Aldrich-antihelden een masochistische neiging vertoont van zelfvernietigend gedrag, krijgt reliëf dankzij de twee andere mannelijke personages. Zijn Afro-Amerikaanse partner (Paul Winfield) is in zekere zin zijn spiegelbeeld en zoals vaak bij Aldrich gaat de sympathie van de toeschouwer niet eenzijdig naar één van de twee karakters, maar pendelt ze voortdurend van de ene naar de andere.
Aanvankelijk is de zwarte inspecteur een gewelddadige racist (hardhandige ondervragingen; ontbreken van menselijke gevoelens bij het uitvoeren van zijn job) terwijl Reynolds zijn humane tegenpool lijkt. Stilaan blijkt echter dat deze bad cop zijn taak heel wat serieuzer opvat en hij geen rekening houdt met politieke druk en sociale vooroordelen, terwijl de zogezegd integere politieman zijn bevindingen voortdurend afweegt tegen de mogelijke repercussies. Aan het eind krijgen we weer een complete twist – wat helemaal geen verrassing is voor wie vertrouwd is met de conflicten en morele dilemma’s in de films van Aldrich. Reynolds die de hele tijd zijn natuurlijke haat tegen onrecht en omkoperij onderdrukte en probeerde te berusten in cynisme en compromissen, gaat plotseling openlijk rebelleren.
Radicale somberheid
In deze finale krijgt ook de tweede figuur tegenover wie Reynolds de hele tijd geplaatst wordt, zijn volle ontwikkeling; de hele film door is de verbitterde vader van het slachtoffer de tegenstander van Reynolds: hij wil absoluut dat het onderzoek verder wordt gezet en verwijt de politie haar onderdanigheid aan gezagsdragers en geheimzinnige figuren die aan de touwtjes trekken. Uit bepaalde montageovergangen (scènes waarin Reynolds terugdenkt aan zijn vrouw die hij met een minnaar betrapte en Ben Johnson zich zijn dochter herinnert) kan je opmaken dat de parallel tussen de twee personages volledig gewild is. Beiden worstelen niet alleen met een schuldig geweten: de vader is een Korea-veteraan; Reynolds voelt zich vernederd in zijn liefdesrelatie.
Ook hebben ze een gemeenschappelijke vijand: een invloedrijke, corrupte advocaat (door Aldrich getrouwe Eddy Albert vertolkt met zijn gebruikelijke onbetrouwbare gladheid). Zowel Johnsons minderjarige dochter als Reynolds call girl worden door deze hypocriete machtsfiguur "misbruikt". Ook typerend voor Aldrich is dat hij van deze twee vrouwen (die door bepaalde camerabewegingen ook aan elkaar gelinkt worden) geen pathetische slachtoffers maakt. Tenslotte werd noch op Deneuve die haar charmes verkoopt, noch aan het meisje dat in pornofilms belandde, een onweerstaanbare druk uitgeoefend. Slachtoffers zijn slachtoffers in zover dat zelf willen, schijnt Aldrich te suggereren (wat voorwaar in onze huidige slachtoffercultuur menige wenkbrauw zal doen fronsen).
Vandaar ook dat eens het meisje gewroken werd er geen triomfantelijk happy end volgt. Want uitgerekend het moment waarop de protagonist stevig tegen de status-quo in opstand komt, slaat het noodlot toe. Schokkend, maar toch niet helemaal verrassend als we zagen hoe Aldrich zijn hoofdpersonages in claustrofobische shots gevangen hield; de radicale somberheid mee gevisualiseerd door de gitzwarte schaduwpartijen in de met doem geladen fotografie van Joseph Biroc, favoriete D.O.P. van Aldrich (ze maakten samen zestien films).
‘Hustle: donderdag 28 februari om 19:30 in Ciné-Club Flagey (Studio 5), Brussel
Reservaties: www.flagey.be / www.cinematek.be