Patrick Duynslaegher over Film Fest Gent On Tour: Petite maman
Praktisch & tickets onderaan deze tekst.
Vaandeldraagster
Met vijf films in veertien jaar tijd werd Céline Sciamma, in 1978 geboren in Pontoise, de vaandeldraagster van een nieuwe generatie Franse auteurfilmers voor wie gender en diversiteit prominente thema's zijn. Ze introduceerde in het publieke debat onderwerpen die tot dan toe weinig of niet aangesneden werden in de Franse cinema. In haar debuutfilm Naissance des pieuvres uit 2007 - meteen genomineerd voor de César voor beste eerste film - toonde ze het ontwaken van lesbische verlangens bij een adolescente. Tomboy (2011) handelde over de 10-jarige Laure die zich in de zomervakantie voordoet als Mickaël. In Bande de filles (2014) filmde ze met een honderd procent zwarte cast de woede van ondeugende, opstandige meisjes in de Franse banlieue. En in haar grote doorbraak, Portrait de la jeune fille en feu (2019), schilderde ze een egalitaire liefdesgeschiedenis tussen jonge vrouwen in het 18de eeuwse Bretagne. In deze laatste film, een meesterwerk, klaagt ze ook het statuut aan van de muze die zoveel vrouwen uit het kunstwereldje reduceert tot een status van onderdanigheid en maakt ze ook ons attent op de onzichtbaarheid van vrouwelijke kunstschilders.
Portrait de la jeune fille en feu was zo'n krachtige en emotioneel overweldigende film dat we onze verwachtingen bij Sciamma's nieuwste werk misschien wat moeten bijstellen. Niet dat Petite maman (niet te verwarren met een andere Franse film die nu in roulatie is, Petite fille van Sébastien Lifshitz) geen goede film is - wel integendeel, maar het is ook een kleinere en meer fragiele film. Het is het dromerige verhaal van Nelly, een meisje van zes dat vriendschap sluit met een ander klein meisje, Marion, dat ze in een herfstig bos ontmoet waar ze met een grote stok sjouwt en hout sprokkelt om een hut te bouwen. Marion blijkt plotseling haar jong geworden moeder te zijn.
Schoon in zijn eenvoud
De film onderzoekt de mysteries van het moederschap en de moeder-dochterband op een moment van rouw: de dood van Nelly's grootmoeder, overleden in een zorgcentrum. Een groot verlies dat als een schaduw over de film hangt. Nelly heeft geen afscheid kunnen nemen van haar geliefde oma en de hele film groeit uit dit mankement. Het is ook Nelly's eerste confrontatie met de dood. De film baadt in een subtiel sprookjesachtige sfeer, met bijvoorbeeld veel objecten die een lichtjes betoverende kwaliteit hebben. De ontmoeting van Nelly met haar 'kleine moeder' wordt niet als surreëel of als fantasieën van Nelly afgeschilderd, maar gefilmd als volkomen naturel. Sciamma trekt de toeschouwer mee in haar paradoxaal verhaal zonder enig onderscheid te maken tussen wat nu echt en onecht is: je moet gewoon haar 'realiteit' aanvaarden en geen logische verklaring zoeken voor scènes waarin Nelly bijvoorbeeld in de jonge verschijning van Marions moeder haar jonge grootmoeder ontdekt.
Petite maman is een film die het moet hebben van zijn mooi geobserveerde details. Zoals die scène waarin de jonge vader (Stéphane Varupenne) zijn baard scheert en Nelly gefascineerd toekijkt. Of Nelly en Marion die samen een cabane in elkaar knutselen of pannenkoeken bakken. Of de prachtig tedere momenten tussen Nelly en haar moeder (Nina Meurisse). Eens te meer toont Sciamma haar talent om kinderen te regisseren; de tweelingzusjes Joséphine en Gabrielle Sanz zijn perfect gecast als Nelly en Marion.
De schoonheid van de film zit in zijn eenvoud. Petite maman is een minimalistisch pareltje waarin Sciamma ook bewijst hoe efficiënt een sobere aanpak van de muzikale bijdrage kan zijn: pas na een uur krijgen we een muziekstuk te horen: La musique du futur van Para One, pseudoniem van de Franse elektroproducer Jean-Baptiste de Laubier. We horen deze score in de scène waarin de twee stoeiende meisjes met een opblaasbaar roeibootje een betoverende grot binnenvaren. Omdat de muziek zo plotseling en luid is, krijgt de scène een extra dimensie vergeleken met de bedaarde toon van wat eraan voorafgaat. Sciamma draaide haar film overigens in haar geboortestad Clergy-Pontoise bij Parijs (een nieuwe stad in het departement Val-d'Oise waar Éric Rohmer L'ami de mon ami opnam) en maakt in één scène dankbaar gebruik van de plastische eigenschappen van het kunstwerk Axe Majeur (1980), een drie kilometer lang sculpturaal project van de Israëlische beeldhouwer Dani Karavan.
La femme puisante
Céline Sciamma is in haar films niet alleen bekommerd om het versterken van de feministische zaak. Ze drukt haar socio-politieke agenda ook door in het collectief 50/50 waarvan ze de drijvende kracht is en waarmee ze de pariteit aanpakt en ijvert voor gendergelijkheid in de wereld van het spektakel. Ze zet zich in voor de verspreiding van de 'vrouwelijke blik' en van de vrouwelijke verbeelding die automatisch de deconstructie inhoudt van de blik die al sinds mensenheugenis door de man gemonopoliseerd werd. Geen wonder dat studentes van het Fémis, de filmschool die haar gevormd heeft en waarvan de laatste lichting voor zeventig procent vrouwelijk kleurde, haar een inspiratie noemen. Voor veel aanstormend vrouwelijk talent incarneert ze de hoop om de normen te verleggen. Voor lesbische organisaties en LGBTQIA+ activisten is ze een rolmodel, ook al omdat ze een tijdlang een stel vormde met Adèle Haenel. Ze gingen uit elkaar maar vonden voor één film (Portrait de la jeune fille en feu) elkaar terug, een film die niet alleen een hit werd in het regenboogcircuit, maar wereldwijd naam en faam verwierf en meer dan 1,5 miljoen toeschouwers lokte.
Het Franse opinieblad Le Nouvel Observateur noemde haar in een recent omslagverhaal "La femme puisante du cinéma" en "une cheffe de bande" van wie de radicaliteit tegelijk irriteert en fascineert. Voor Sciamma en haar volgelingen vormt la grande famille du cinéma français waar de machocultuur en de mythe van le séducteur welig tieren, een weerbarstig obstakel voor de revolutie die aan de gang is tegen de verstoorde machtsverhoudingen. De uitreiking van de Césars in 2020 moest een overwinning zijn tegen de vieux mâles blancs die over het filmbedrijf heersen, maar draaide uit op een fiasco voor de geëngageerde feministen. Het was de omstreden Roman Polanski - afwezig omdat hij vreesde gelyncht te worden bij de uitreiking - die voor zijn film over de Dreyfusaffaire tot beste regisseur werd uitgeroepen. Actrice Adèle Haenel stormde daarop woedend en verontwaardigd de zaal uit. "La honte! La honte!", schreeuwde ze, op de hielen gevolgd door gedoodverfde winnaar Sciamma, die moest toekijken hoe het beeldje naar een man gaat die door verschillende vrouwen beschuldigd is geweest van verkrachting. In Frankrijk werd Polanski nooit veroordeeld, maar in Amerika is hij persona non grata nadat hij in 1977 aangeklaagd werd voor verkrachting van een dertienjarig meisje dat door haar berekende, ambitieuze moeder voor een fotosessie in zijn armen werd gedreven. Polanski zat een tijdje in voorhechtenis, maar uit vrees dat hij geen eerlijke proces zou krijgen, vluchtte hij nog voor het vonnis naar Frankrijk waar hij na films in Polen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een vierde carrière uitbouwde. Zijn vroeger slachtoffer zegt overigens dat Polanski - inmiddels 87 - wat haar betreft niet meer vervolgd hoeft te worden. Ze heeft naar eigen zeggen de vreselijke feiten verwerkt en wil elke nieuwe hetze rond het schandaal vermijden, omdat het haar een oude episode uit haar jeugd doet herleven waar ze liever niet meer aan herinnerd wordt.
Hoewel Sciamma en Haenel vele medestanders wisten te verzamelen (onder wie ook de feministische schrijfster Virginie Despentes, de regisseurs Rebecca Zlotowski en Pascale Ferran, de producers Bénédicte Couvreur en Sandrine Brauer) zijn er ook bekende personaliteiten in het Franse filmwereldje die afstand nemen van het verketteren van Polanski. Onder meer Lambert Wilson, Fanny Ardant en Karin Viard voelden zich niet goed bij dit volkstribunaal. Arnaud Desplechin verwoordt zijn visie op de controverse met de woorden: "Je ne juge pas l'homme, je juge l'oeuvre."
Die nederlaag bij de Césars werd zeker goedgemaakt door wat Sciamma via het 50/50-collectief voor elkaar kreeg op het festival van Cannes: een verbintenis om de pariteit te respecteren in de selectie van de films en van de jury. Het charter werd getekend op het strand aan de Croisette, nog niet zo lang geleden de speeltuin van Harvey Weinstein, wiens manisch seksueel misbruik tot de #MeToo-beweging leidde. Nu Cannes de voorzet gaf, konden Venetië en Berlijn moeilijk achterblijven.
De eisen van pariteit bij de samenstelling van de technische ploeg stuit onvermijdelijk op verzet van producenten: "Mais enfin, on choisit les gens pour leur talent. Pas pour leur sexe", luidt het bezwaar. Geld - what else - moet als glijmiddel dienen om de gelijkheid toe te passen: het CNC (Centre national du cinéma) looft een financiële bonus uit voor wie in de samenstelling van de filmcrew de fifty-fifty balans haalt. In 2020 haalden al 34 procent van de geproduceerde Franse films deze bonus binnen, terwijl het er in 2018 nauwelijks 15 procent waren. Sciamma klom ook op tot vice-voorzitter van het invloedrijke Société des Réalisateurs de Films (SRF) waaruit ook de Quinzaine des réalisateurs gegroeid is (het tegenfestival van Cannes. In 2018 zette Sciamma de délégué général Edouard Waintrop aan de deur en werd door haar verguizers zo beschuldigd van machtsspelletjes.
Pijnlijk is de affaire Christophe Ruggia die van 2014 tot 2018 samen met Sciamma co-voorzitter was van het SRF. Begin 2020 beschuldigde Haenel er deze regisseur van haar misbruikt te hebben van haar twaalfde tot vijftiende. (Ruggia blijft ontkennen.) Sciamma vertelde aan Mediapart dat ze al van 2006 op de hoogte was van het misbruik. Voor zowel mede- als tegenstanders blijft het een mysterie hoe Sciamma zo lang met Ruggia een team kon vormen. Ze ijverden samen voor de migranten in Calais, voor cineasten die in hun land gevangen werden gezet en vooral tegen retrospectieves in de Parijse Cinémathèque van Polanski en later van Jean-Claude Brisseau, die veroordeeld werd door seksuele intimidatie van zijn actrices.
In een cancel culture in de slipstream van de #MeToo-beweging waar alles kan gewist worden wat niet in het politiek correcte plaatje past, slaagden Sciamma en Ruggia er weliswaar niet in om de retrospectieve van Polanski te verijdelen, maar dat lukte wel bij deze van de in 2019 overleden Brisseau. Bovendien werd deze cineast bij de Césars van 2020 uit de hommage van de doden van het jaar geschrapt terwijl hij toch met films als Du bruit et de fureur (1983), Noce Blanche (1989) en L'ange noir (1994) zijn plek in de moderne Franse filmgeschiedenis verdiend heeft. In een live uitzending op Mediapart trok Frédéric Bonnaud, directeur van de Franse Cinémathèque, van leer tegen "de terugkeer van de morele orde en de kuisheidliga's" en klaagt hij de totalitaire kaping aan, georkestreerd door wat hij demi-folles noemt. Een gereputeerde criticus ziet in de revolutie die hij principieel toejuicht toch enkele alarmerende factoren: "We moeten verhinderen dat emancipatorische bewegingen absolutistisch worden, dat de ideologie weegt op de creatie. Wie zich vandaag tegen deze stroming keert, wordt op sociale media beklad. Bij de geringste kanttekening, wordt hij een patriarch genoemd of een antifeministische smeerlap. Ik zou toch voor enige nuance pleiten."
Soms toont Sciamma zich ook een slechte verliezer. Wanneer ze op het festival van Cannes in 2019 - waar Portrait de la jeune fille en feu in competitie wordt vertoond - slechts een prijs voor beste scenario krijgt, komt ze op het podium zonder dat er een dankwoordje afkan en gunt ze tot grote verbazing van voorzitter Alejandro Iñárritu de jury niet eens een blik. In The Guardian haalt ze ook nog eens uit naar het Franse publiek: "De Fransen vinden de film niet sexy genoeg, ze vinden het niet erotisch. Ze beseffen zelfs niet dat er zoiets bestaat als de mannelijke blik. Frankrijk is een land waar er nog veel seksisme is en de patriarchale cultuur nog zeer sterk staat." En wanneer de immer provocerende journalist Eric Neuhoff haar in het legendarisch radioprogramma op France-Inter Le Masque et la Plume vergelijkt met Leni Riefenstahl, eist Sciamma dat zijn kop rolt. "Dans les rapports d'un artiste avec un critique, c'est vraiment une première", reageert Michel Ciment van het maandblad Positif.
Ofschoon de eisen van het collectief 50/50 zwaar gewogen hebben op de ook van binnenuit hernieuwde versie van de ceremonie van de Césars in maart jongstleden, is er zeker in het Franse filmwereldje nog werk aan de winkel. Het laatste jaar aan affaires geen gebrek: regisseur Luc Gesson betrokken bij een verkrachtingszaak; beschuldigingen van incest aan het adres van acteur Richard Berry; Gérard Depardieu andermaal verdacht van verkrachting; CNC-voorzitter Dominique Boutonnat beticht van seksuele agressie en poging tot verkrachting. Op vier maart reikte het filmblad Le film français zijn trofeeën uit. Toen Dominique Boutonnat op deze ceremonie een prijs voor het CNC ging ophalen, liep Céline Sciamma boos weg. "La politique du on se lève on se barre," ("We staan op en we zijn weg") zo besluiten Sophie Grassin en Véronique Groussard hun Enquête sur une réalisatrice engagé in L'Obs.
Praktisch & tickets
Cinema Lumière l Brugge
22.06, 20:00
CC Binder l Puurs
22.06, 20:00
Flagey l Brussel
21.06, 20:00
Cinema Cartoon's l Antwerpen
22.06, 20:00
Studio Geel l Geel
21.06, 20:00
The Roxy Theatre l Koersel
21.06, 20:00
Cinema Zed l Leuven
22.06, 19:30
CC Jan Tervaert l Hamme
22.06, 20:15
CC Strombeek
22.06, 20:30
Patrick Duynslaegher
Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.