Patrick Duynslaegher's favorieten in CineClub: Prizzi's Honor (1985) op 9 maart
Het donkere en fonkelende 'Prizzi’s Honor' is een familiefilm, maar niet in de stichtende betekenis die Walt Disney aan deze term gaf. Dit is een film over een familie bij wie de bloedbanden ook letterlijk in bloed gedrenkt zijn: de maffia. Er wordt aardig wat gemoord in 'Prizzi’s Honor', maar meestal gebeurt dit off-screen; als het geweld dan toch even op het doek spat, wordt het door regisseur John Huston met sardonische humor geminimaliseerd. 'Prizzi’s Honor' is een gitzwarte, barokke komedie over de romance tussen twee mensen die ingehuurd worden om elkaar van het leven te beroven. Het is een spottende, giftige fabel over familie-eer en romantische passie en een snijdende satire over een radicaal doorgedreven vorm van genadeloos Amerikaans kapitalisme.
een spottende, giftige fabel over familie-eer en romantische passie en een snijdende satire over een radicaal doorgedreven vorm van genadeloos Amerikaans kapitalisme.
Het briljant scenario dat de toeschouwer meevoert door een labyrint van onverwachte wendingen, complotten en contra-complotten is gebaseerd op een roman van Richard Condon, een meester van de paranoïde thriller die reeds de inspiratie leverde voor een van de politieke sleutelfilms van de jaren zestig, 'The Manchurian Candidate' (1962) van John Frankenheimer. In het uitzinnige 'Winter Kills' (William Richert; 1979), een andere Condon adaptatie, speelde veteraan en occasioneel acteur John Huston een vraatzuchtige, Kennedy-achtige patriarch die zijn zoons _ onder wie de president van de VS _ opoffert aan de belangen van het grootkapitaal en de georganiseerde misdaad. Ook als regisseur is Huston de man bij uitstek om Condons met pokerface geserveerde vitrioolhumor naar film te vertalen.
Met Prizzi’s Honor heeft John Huston zichzelf overtroffen: het is een festijn van de eerste tot de laatste scène.
Met riskante zwarte komedies als 'Beat the Devil' (1953) en 'Wise Blood' (1979) toonde hij zich al een expert in het zo gewoontjes mogelijk uitbeelden, van volslagen amoreel of excentriek gedrag. Met Prizzi’s Honor heeft hij zichzelf overtroffen: het is een festijn van de eerste tot de laatste scène. Tenminste voor toeschouwers die de aparte toon weten te appreciëren waarbij groteske situaties volledig gebagatelliseerd worden.
'Prizzi’s Honor' oogt aan de oppervlakte bijzonder ernstig en plechtig, maar dit wordt voortdurend ondermijnd door de onderhuidse spot die even bijtend is als de schrille scherzo’s in de score van Alex North, een heerlijke pastiche van Puccini en Rossini.
'Prizzi’s Honor' is niet alleen een film over een familie, ook als productie is het een familie-affaire. Huston regisseert hier voor ’t eerst Jack Nicholson, toen een beetje officieus zijn schoonzoon omwille van zijn jarenlange relatie met Hustons dochter Anjelica die hij liet debuteren in 'A Walk with Love and Death' (1969) en die hij hier een spraakmakende come-back rol offreert.
‘Vermoord ik haar of huw ik haar?’
Nicholson speelt Charley Partanna, de niet al te snuggere telg uit een Newyorkse Maffia-dynastie. Hij is loyaal een genadeloos en een kei in zijn vak: het uit de weg ruimen van al wie de belangen van de Prizzi’s in de weg staat. De problemen beginnen als hij smoorverliefd wordt op een Californische schone, Irene Walker (Kathleen Turner). Ze geeft zich uit voor belastingaccountant maar in feite is ze een huurmoordenares die even professioneel is als haar aanbidder en al verschillende verwanten van de maffiaclan om het hoekje heeft geholpen. Nicholson staat nu voor de keuze: zijn liefde of zijn trouw aan de familie, dilemma dat hij samenvat met de vraag ‘Vermoord ik haar of huw ik haar?’ Dit levert een onweerstaanbare, miraculeuze ‘ernstige’ komedie op die wel een spotprent lijkt van een andere grote maffia-film, Francis Ford Coppola’s 'The Godfather' (1972).
Huston die in de loop van zijn bijna een halve eeuw lange carrière de grootste Hollywoodtalenten regisseerde, beschikte hier over een droomcast, met allemaal topacteurs die als ondeugende medeplichtigen van de schalkse regisseur het bizarre en excentrieke op de spits drijven. De kameleon Nicholson heeft zich weer eens volledig getransformeerd. Met ingetrokken onderlip, een zwaar Brooklyn-accent en in de eerste grote romantische scène een afschuwelijk knalgeel sportjasje, zou hij best een misdaadclown kunnen zijn, was het niet dat hij aan dit dom uiterlijk een onrustbarende dreiging en spanning toevoegt.
De heerlijke Kathleen Turner geeft aan haar personage de noodzakelijke Hollywood glamour. Met haar lippenstiftrode sportwagen snelt ze van de ene moordopdracht naar de andere; ze is de super Yuppie van de georganiseerde misdaad, koelbloedig ambitieus en pragmatisch maar nooit van haar stuk te brengen. En nog bescheiden ook: ‘drie of vier moorden per jaar, toch niet veel als je de omvang van de hele bevolking in acht neemt.’
De andere vrouw in de driehoeksverhouding is de uit de familie verstoten kleindochter Maerose, die allerlei complotten smeedt om haar vroegere vlam Charley te heroveren. Zoals ze door de raafachtige Anjelica Huston met arrogante allure gespeeld wordt, is deze verloren dochter de Borgia-prinses van de maffia. In haar vrije uurtjes is ze binnenhuisarchitecte met een voorkeur voor afgrijselijke lampenkappen. In alle omstandigheden pronkt ze met haar kennis van meubilair en bekleding. In een van de hoogtepunten van de film port ze Nicholson aan om ongedwongen op het oosters tapijt te vrijen; in een andere memorabele scène doet ze haar vader bijna aan een beroerte bezwijken door hem in plaats van een glas water een vol glas grappa in te schenken.
Als Kathleen Turner de koele, hautaine glans van het kwade incarneert en Anjelica Huston het voluptueus genot, dan belichaamt William Hickey als de stokoude Don Corrado, de akelige banaliteit van het kwaad. Deze uitgemergelde tachtiger kan zich nog nauwelijks wakker en recht houden, maar in zijn luguber gelambriseerd paleis zit hij de geraffineerdste listen te verzinnen. Zij die sterven gaan, spreekt hij toe met de stem van een ratelslang (een parodie op Brando’s hese Don Corleone) terwijl hij geniepig koekjes aanreikt.
Iedereen intrigeert tegen iedereen in 'Prizzi’s Honor', maar de meester-samenzweerder is de toen 78-jarige John Huston die kennelijk een kwajongensachtig plezier beleefde aan deze boosaardige Byzantijnse misdaadcharades.
'Prizzi’s Honor' is Hustons beste film sinds het destijds zwaar onderschatte 'Reflections in a Golden Eye' (1967).
'Prizzi’s Honor' is Hustons beste film sinds het destijds zwaar onderschatte 'Reflections in a Golden Eye' (1967). Het is alsof hij alle vakkennis die hij bij het maken van veertig films heeft opgedaan, in die ene film samenvat.
In de majestueuze openingsscène van een kerkelijk huwelijk daalt de camera langzaam af van het glasraam naar het altaar en trekt dan traagjes achteruit door de middenbeuk van de kerk, terwijl die beweging geregeld onderbroken wordt door korte, inzoomende shots die de personages introduceren. Huston laat in de verdere film geen enkele steek vallen. De hele film is een voorbeeldje van verheven stilering. Huston is zo zeker van zijn stuk dat hij het zelfs niet nodig acht om de details te tonen die ons duidelijk maken in welke jaren we ons precies bevinden. Alles wat maar een herkenbaar tijdsgewricht zou kunnen oproepen, wordt weggegomd. Het enige wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat de film zich ergens afspeelt tussen de jaren vijftig en de jaren tachtig. De donkere fotografie van Andrzej Bartkowiak hult de misdadige intriges in een Caravaggio-achtige sfeer van duisternis en clair-obscur, terwijl de opera-achtige score via allerhande muzikale grapjes voor een speels melomane achtergrond zorgt.
Deze mooi uitgebalanceerde film waarin alle elementen perfect in elkaar schuiven en elkaar verrijken, benadert zo dicht de perfectie als in mensenwerk mogelijk is.
‘Prizzi’s Honor’, donderdag 9 maart om 19:30 uur in Ciné-Club, Studio 5, Flagey, Brussel. Inleiding en nagesprek door Patrick Duynslaegher.
Reservaties: www.flagey.be en www.cinematek.be