Wide Angle Alcarràs - Carla Simón: Eén groot portret

Alcarras still
Recensie Verdieping 17 jan 2023
Patrick Duynslaegher werpt zijn blik op Alcarràs, het plattelandsportret van Carla Simón. Hoewel het boerenleven ver van zijn bed ligt, weet hij een kloeke boerenfilm wel te smaken. Zo ook Alcarràs, een film vol stille kracht.

Gevraagd welke regisseur nu zijn voorkeur geniet onder twee grote namen uit de Hollywoodcinema van de jaren 1930 die vaak met elkaar vergeleken worden, Frank Capra of Preston Sturges, was het antwoord van Woody Allen duidelijk: Frank Capra, wiens komedies (It Happened One Night, 1934; Mr.Deeds Goes to Town, 1936; Mr.Smith Goes to Washington, 1939; Meet John Doe, 1941; State of the Union, 1948) grootstedelijk zijn en zich afspelen in New York, Los Angeles of Miami, zodat Allen zich als trotse stadsmens kan identificeren met de verhalen en de mensen uit de films van Capra. Terwijl de films van Sturges hem geen moer interesseren, omdat het gaat om komedies (Christmas in July, 1940; Sullivan’s Travels, 1941; The Miracle of Morgan’s Creek, 1942; Hail the Conquering Hero, 1943) die steevast het platteland, een dorpsgemeenschap of een klein stadje als kader hebben.

Als iemand die vindt dat je ook moet kiezen tussen Fellini of Antonioni, kan ik niet anders dan sympathie opbrengen voor de principiële coherentie van Woody Allens cinematografische smaak. Alhoewel het natuurlijk ook anders kan en je van mening kunt zijn dat zoals een acteur het recht heeft om zich in het even welk personage te verplaatsen (een cinematografisch grondrecht dat dezer dagen onder druk komt te staan) je als toeschouwer ook films kan appreciëren die zich op het platteland afspelen terwijl je zelf een broertje dood hebt aan de boerenbuiten.

Zelf heb ik in mijn leven nauwelijks in levenden lijve een koe of een paard gezien, terwijl de western - waarin toch in essentie cowboys, koeienhoeders dus, te paard opdraven -mijn favoriet genre is. Hoe ver dit ook van mijn bed ligt, kan ik ook best genieten van een kloeke boerenfilm. Nee, niet de Vlaamsche Boerenfilm zaliger, die al te folkloristisch en eh … boertig is. Maar wel - om twee Italiaanse uitersten te nemen die beiden in Cannes de Gouden Palm wegkaapten - van Ermanno Olmi’s L’albero degli zoccoli (1978) over de harde leefomstandigheden maar ook de veerkracht van een familie die werkt op een collectieve boerderij in het Lombardije op het eind van de negentiende eeuw, of van Paolo en Vittorio Taviani’s Padre Padrone (1977) over een herder uit Sardinië die zich vergrijpt aan een schaap maar zich dankzij een leerproces verzet tegen zijn onderworpenheid aan het land. En als we nog iets verder in de tijd teruggaan is er ook John Fords Steinbeck-verfilming The Grapes of Wrath (1940) over de tocht van Oklahoma naar het illusoire Californische paradijs van kleine boertjes tijdens de grote crisis. Prachtig zijn ook enkele films over seizoenarbeiders in de American South: Border Incident (1949) van Anthony Mann waarin gangsters in Zuid-Californië illegale farmers exploiteren, en The Migrants (1974) een vergeten tv-film van Tom Gries over een migrantenfamilie die van stad tot stad trekt.

Padre padrone still
Padre Padrone (1977)

Zonder Alcarràs, dat in februari vorig jaar de Gouden Beer won op de Berlinale, tot het niveau te tillen van de meesterwerken in dit lijstje, is dit toch een prima plattelandsdrama met ondanks de bescheiden makelij, subtiele filmische kwaliteiten. Carla Simón regisseerde een film vol stille kracht die zonder een boodschap te verkopen of een of andere ideologische agenda te forceren, toch een treffende getuigenis brengt van een specifiek geval - het langzaam verdwijnen van kleine onafhankelijke landbouwers ten voordele van groothandelaars - dat onmiskenbaar ook een universele draagwijdte krijgt.

We zien in deze Spaanse film hoe het leven van de Solés, een familie fruittelers in een klein dorpje in Catalonië compleet wordt overhoopgegooid wanneer de eigenaar van hun uitgestrekt landgoed sterft en zijn erfgenaam, een telg uit de familie Pinyol, beslist om het land te verkopen omdat een firma in zonnepanelen zijn zinnen heeft gezet op dit lapje grond vol boomgaarden. Wat concreet betekent dat de Solés wegmoeten tegen het eind van de zomer. Hun laatste perzikenoogst filmt de cineast in een kroniek zonder grote drama’s, wel met intense, meestal opgekropte gevoelens die zelden tot een ontlading komen. Er wordt gepraat onder elkaar, maar des te meer gezwegen en ondergaan.

Toch is de toon van de film niet zwaar of gewichtig, maar licht en met veel aandacht voor de aangename en vrolijke momenten tijdens de dagelijkse besognes. Ondanks het feit dat er geleidelijk een conflict smeult dat een deel van de familie uit elkaar drijft, is het overheersende gevoel er een van solidariteit, sterke familiale verbondenheid en voor de kinderen en adolescenten ook van verloren onschuld. Alcarràs is geen traktaat tegen een ecosysteem van geldgewin en handelswaar maar een melancholische schets van een wereld die al tot het verleden behoort.

Alcarras still

Op zeker ogenblik maakt een fotograaf een groepsfoto van de hele Solé-familie. Ook de film is één groot portret van een familie die stilaan aan het vergaan is. De Solés worden aangevoerd door een kwetsbare patriarch, zijn zoon Quimet en schoondochter, hun kinderen, Roger een jongvolwassen zoon, een puberende dochter, drie kleinere kinderen (in een scène dragen de twee broertjes hetzelfde veelkleurig truitje als het topje van het jongste nichtje) en nog wat aangetrouwd volk. Er heerst - voor de toeschouwer - een zekere verwarring over wie nu precies van wie zoon, dochter, tante of schoonmoeder is, maar zoals in enkele films van Robert Altman (Nashville, A Wedding, Health) ontdekken we gaandeweg dat de precieze verwantschap tussen oud en jong er niet echt toe doet, omdat we meegesleept worden door de organische relatie tussen de leden van deze hechte familie. Een van de grootste troeven van de film is dan ook de wonderbaarlijke casting: alle rollen worden ingevuld door inwoners uit de omgeving; de enige professionele acteur is de zus van de regisseur die de rol speelt van de zus uit Barcelona. Ze werden gerekruteerd uit meer dan 9.000 personen en geven de illusie dat ze allemaal uit één authentieke familie stammen. En iedereen krijgt in de loop van de kroniek zijn of haar moment.

Je voelt ook hoe de personages een zijn met de natuur, intens verbonden met de aarde, met de seizoenen, met de kringloop van het leven. Op quasidocumentaire wijze observeert de regisseur hun dagelijkse doen. We komen alles te weten over de fruitteelt, het plukken van perziken, druiven, vijgen, watermeloen, het transporteren van de paletten. Maar er is ook nachtelijke jacht op konijnen die vanuit de auto beschoten worden, of de oudste zoon die stiekem wiet verbouwt tussen de mais. We zien de Solés aan het werk maar ook in hun vrije tijd, op de plaatselijke markt, in het dorpscafé waar de opa kaart met leeftijdgenoten, op een volksfeest, in een discotheek waar Roger agressief doet tegen de jongen die met zijn zus danst en zich lazarus drinkt, tijdens een kampioenschap wijn zuipen dat door Quimet gewonnen wordt.

Het hele verhaal is geconcentreerd op die ene familie, maar terloops krijgen we ook een breder beeld dat toont dat hun situatie verre van uniek is maar een hele landbouwgeneratie treft. Eerst zijn er de journaalbeelden op televisie van een demonstratie van boeren met hun tractoren, vechtend tegen de onfatsoenlijk lage aankoopprijzen van de supermarkten. Later nemen ook de protagonisten deel aan een betoging voor betere financiële voorwaarden (de boeren krijgen slechts een miniem percentage op hun fruit, terwijl de groothandel met de grootste winst gaat lopen), een protest dat vader en zoon na enkele wrijvingen dichter bij elkaar brengt.

Doorheen haar verhaal weeft de cineast talrijke scènes van de kinderen die de volwassenen observeren en niet altijd begrijpen wat er gaande is, hoe de nakende verdrijving van hun land spanningen veroorzaakt, zeker als Quimets broer Cisco voor de nieuwe meesters gaat werken - incidenten die nauwelijks gedramatiseerd worden. Als toeschouwer zien we veel door de ogen van de kinderen, krijgen we daardoor maar een onvolledig beeld van de intriges, de vreugde en het verdriet van de volwassenen. En zoals de kinderen niet mogen horen wat de ouders plaagt, vangen ook wij slechts flarden op van hun gesprekken. Voor de kinderen zijn de verschroeide velden een uitgelezen speelterrein terwijl de volwassenen zich overgeven aan hun noeste landarbeid en dit in een hard klimaat, op dorre Catalaanse grond en daarvoor ook buitenlandse arbeiders moeten aantrekken.

De fratsen van de kinderen (prachtig beeld van een klein broertje dat uit de grijper van een bulldozer moet bevrijd worden) en de zorgeloze manier waarop ze door de natuur fladderen, geeft aan de film een speelse en spontane kwaliteit, terwijl je altijd voelt dat de regisseur de teugels flink in handen heeft en strak en eenvoudig de zaken in beeld brengt, met een aandachtige camera die enkel beweegt om een personage te volgen.

Vol tederheid toont de film de liefde tussen de familieleden, zoals de moeder zachtjes de rug masseert van haar kromgewerkte echtgenoot. Of zoals die scène met de spelende kinderen aan het zwembad en de volwassenen die elkaar in het water gooien. Het zonnig tafereel wordt bruusk gevolgd door een onweer, met beelden van doorweekte schoentjes aan de rand van het zwembad en kletterende regen op de was die hangt te drogen. Een sterk contrast dat zowel de wispelturigheid van de natuur als van de mens suggereert. Met enkele shots weten Carla Simón en haar cameravrouw Daniela Cajías de essentie van de personages te vatten. Zoals dat prangend beeld waarin de grootvader op bed voor zich uitstaart. Meer is er niet nodig om zijn schuldgevoel te suggereren, gezien hij destijds geen geschreven contract kreeg als bewijs dat de grond van zijn voorvaderen hem toekomt, waardoor de familie nu in deze precaire situatie terechtkomt. De vader heeft een stadium in zijn leven bereikt waarin hem meer en meer wordt ontnomen: hij moet minder werken, hij mag geen auto meer rijden, maar kan toch nog de geschiedenis van de oude vijgenboom doorgeven aan de volgende generatie. In een ander mooi moment volgt de camera de grootvader die bij ’t ochtendgloren voor een van de laatste keren zijn land inspecteert. Zijn kleinzoon Roger daarentegen maakt een tegengestelde evolutie mee, hij doet veel dingen voor ’t eerst, zoals leren rijden met de tractor of zijn zusje helpen met haar huiswerk. Alcarràs is het type film waar het gevaar voor gratuite mooie plaatjes voortdurend op de loer ligt. Maar ook hier is alles gedacht in functie van de relatie tussen de natuur en de mensen die vanop afstand bekeken niet meer zijn dan figuren in een landschap.

Alcarras still 2

Als ik het goed heb, valt er nergens enige toegevoegde filmmuziek te horen, behalve bij de eindgeneriek. Terwijl muziek toch alomtegenwoordig is, in populaire deuntjes die de familieleden samen zingen, in kinderliedjes, in koorzang in de plaatselijke kerk, in oude liedjes, in Franse rock die de dochter op haar eentje zingt met alleen de koeien als publiek. De film creëert trouwens met zijn thema’s en variaties van terugkerende handelingen zijn eigen muzikale partituur. Die beschrijft een perfecte cirkel: een bulldozer verschijnt al in een van de eerste scènes en domineert ook het slot, waarin de bedreigde boerenfamilie met zijn allen machteloos toekijkt hoe een bulldozer hun land, hun leven en hun dromen vernietigt.

De regisseur van deze film, Carla Simón, weet waarover ze praat: ze is zelf telg uit een Catalaanse boerenfamilie. Ze werd in 1986 geboren in Barcelona, maakte vanaf 2009 een half dozijn kortfilms om in 2017 haar eerste lange speelfilm te tekenen, Estiu, waarin ze een zesjarig meisje ten tonele voert dat na de dood van haar moeder haar intrek neemt bij haar oom die met zijn gezin op het platteland woont, zodat ze zich moet aanpassen aan een nieuw leven. In 2020 draaide ze één episode uit de tv-serie Escenario 0 waarin een dozijn Spaanse filmmakers elk een toneelstuk adapteren; Simons episode, Vania, is gebaseerd op Oom Wanja van Tsjechov. Een film vanuit het perspectief van een kind en een familiedrama, twee dingen die Simon verenigt in Alcarras, en waarmee ze een van de belangrijkste stemmen wordt van de hedendaagse Spaanse cinema.

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.