Wide Angle: All We Imagine as Light

All We Imagine as Light still 3
Verdieping 12 feb 2025
Film Fest Gent On Tour pakt op 18 februari uit met de meest bejubelde Indiase film van de laatste decennia. In All We Imagine as Light schildert Payal Kapadia het portret van drie vrouwen in een verstikkende miljoenenstad. Een film over zusterschap, solidariteit en de schoonheid van het alledaagse.

‘One of the year’s great movies, in any form, style or language,’ oordeelde Justin Chang in The New Yorker. Hij was zeker niet de enige om de tweede lange film van de 38-jarige Payal Kapadia de hemel in te prijzen. Op het jongste filmfestival van Cannes was All We Imagine as Light de eerste Indiase film in competitie in dertig jaar, en won er meteen de verdiende Grand Prix, de op de Gouden Palm na belangrijkste prijs. In een poll onder de medewerkers van Sight & Sound werd deze Indiase film intussen uitgeroepen tot de beste film van 2024.

Met haar debuutfilm A Night of Knowing Nothing wist Payal Kapadia in 2021 al grote indruk te maken op de Quinzaine des Réalisateurs. In dit filmisch essay in zwart-wit waarin een studentenopstand beschreven werd door het filter van voorgelezen liefdesbrieven bewandelde Kapadia nog het pad van de (creatieve) documentaire.

In haar nieuwste film kiest ze resoluut voor de fictie, maar dan wel een fictie gedrenkt in de krioelende realiteit van haar geboortestad Bombay, nu Mumbai.

De filmmaker volgt het leven van drie vrouwen in een stad die geen louter decor is maar bijna een levend personage, al is All We Imagine as Light minder een grootstad symfonie dan een melancholische ballade in nachtelijk blauw over de dagelijkse beslommeringen in een chaotische, overbevolkte (meer dan 20 miljoen zielen) en schreeuwerig luide metropool. Kapadia en haar DOP Ranabir Das vatten prachtig de essentie van de anonieme stad waarin alles vluchtig, broos en vergankelijk lijkt. Off screen krijgen we allerlei tegenstrijdige meningen en indrukken. Een man zegt dat hij al 23 jaar in deze stad woont maar er zich nog altijd niet thuis voelt. Een ander vertelt dat hij naar hier kwam na een ruzie met zijn vader. Een vrouw legt uit dat ze zwanger was maar bang dit aan iemand te vertellen omdat ze een goede job had met de zorg over de kinderen van iemand anders. Wat voor de een de stad van de dromen is, is voor de ander de stad van de illusies. Iemand zegt ook dat in de stad een onuitgesproken code heerst: zelfs als je in de goot leeft mag je geen woede voelen. Het is alsof je geen recht hebt op een beter leven.

Met een zoekende camera, een in- en uitglijdende focus, neemt de regisseur ons mee in de vochtige wirwar van de onverschillige miljoenenstad. Geleidelijk spitst de film zich toe op drie protagonisten, drie vrouwen die in hetzelfde ziekenhuis werken en in een subtiel patroon met elkaar verweven zijn, aan elkaar gelinkt en aan elkaar gewaagd. Met het hospitaal als een microkosmos voor een hele samenleving, voor een land met de bevolking van een continent.

Prabha (Kani Kusruti) is de hoofdverpleegster van middelbare leeftijd die vrij stijf omgaat met de oude en gehandicapte patiënten. Anu (Divya Prabha) is haar jongere collega en room mate die altijd te laat de huur betaalt voor het delen van de pietluttig kleine flat en op zeker dag met een zwangere kat thuiskomt. Beiden zijn afkomstig uit Kerala, een deelstaat in het zuiden van India.

Op zoek naar een baan verkaste Prabha’s gewezen echtgenoot jaren geleden naar Duitsland en er is bijna geen contact meer tussen de twee. Intussen is er een tactvolle dokter die haar het hof maakt en gedichten voor haar schrijft, maar ze twijfelt aan zijn bedoelingen en staat kennelijk niet open voor wat het leven op amoureus vlak haar nog te bieden heeft.

Anu van haar kant heeft een Moslim minnaar, Shiaz (Hridu Haroon) die ze omwille van haar traditionele familie in het geniep ontmoet. Op zekere dag vertelt hij haar dat de oom en tante met wie hij samenwoont voor een weekendje het huis uit zijn en zij hem kan komen bezoeken op voorwaarde dat ze een boerka draagt, omwille van hun verboden romance in een religieus prikkelbaar land.

De samenhokkende vrouwen maken soms ruzie maar dat wordt snel gevolgd door een verzoening. Er is ook nog Prabha’s oudere vriendin Parvati (Chhaya Kadam), een weduwe die als ziekenhuiskokkin aan de kost komt maar na twintig jaar uit haar woonst wordt verjaagd omdat het gebouw moet plaats ruimen voor een luxueus appartementencomplex. Uit protest gooit ze stenen naar de reclameborden van de projectontwikkelaar.

Met grote gevoeligheid filmt de cineaste de modulaties in hun relatie die ondanks de verschillen in leeftijd, afkomst, ambities en verlangens naar een grote solidariteit toegroeit. Op een of andere manier wordt het doen en laten van deze vrouwen bepaald door de mannen in hun leven, zelfs als die er niet langer zijn. Hun dagdagelijkse leven wordt ook bepaald en beperkt door de sociale druk, het gewicht van de tradities, van gearrangeerde huwelijken, gezinslasten, het taboe van interreligieuze relaties, de onoverbrugbare kloof van het kastensysteem.

Ondanks de vele problemen, de eenzaamheid, de wanhoop en de materiële zorgen en relationele ontgoochelingen is de film op geen enkele manier terneerdrukkend of paternalistisch; de toon is zelfs vaak speels en lichtvoetig.

Kapadia heeft het over de kleine dingen des levens, de momenten van vreugde en verbazing en mysterie. Zo arriveert er plotseling uit Duitsland een grote doos met een rijstkoker maar zonder een bericht van de afzender. De vrouwen vermoeden dat het pak afkomstig is van Prabha’s echtgenoot. Later zien we Prahba stiekem de rijstkoker omhelzen. Zonder dat de regisseur de precieze betekenis van dit object toelicht, worden we zachtjes ontroerd door dit gebaar. All We Imagine as Light zit vol van zulke wonderlijke momenten van ‘revelatie’ – je zou het ook momenten van epifanie kunnen noemen maar deze term is te nadrukkelijk om te passen bij de terughoudende emotionele geladenheid van de film die het meer moet hebben van halve tonen dan van brede octaven. Ook in de filmscore bespeelt de film een tegenstelling tussen berustende piano arpeggio’s en atonale onrustigheid.

De titel van de film alludeert zowel op een dromerige dimensie als op de wijze waarop Kapadia via de belichting van haar personages emotionele accenten legt, flitsen van schoonheid in trieste werelden injecteert waardoor kletsende regen even mooi kan zijn als warm zonlicht.

Zonder het einde te willen verklappen: gaandeweg verwerft deze genereuze film een politieke dimensie. We zien hoe de drie vrouwen op een verrassende en radicale wijze hun lot zelf in handen nemen, zich toch weten te bevrijden van het dwingende sociaal determinisme. In een wereld waar alles vastgeroest lijkt heeft er wel degelijk een transformatie plaats en vinden de vrouwen een plek, een wereld, waar ze het vermogen hebben dingen om hen heen vorm te geven. De cineaste suggereert dit met een plotselinge en lumineuze fusie van ruimte en licht wanneer de drie vrouwen verhuizen naar een dorpje in de kuststreek van Konkan en in een andere, minder verstikkende, geografie terechtkomen.

Zou de politiek kritische dimensie van All We Imagine as Light niet de echte reden kunnen zijn waarom de film in zijn thuisland niet unaniem gewaardeerd wordt? Veel bewonderaars van de film waren verbaasd toen het Indiase selectiecomité voor de Oscars All We Imagine as Light over het hoofd zag om hun land te vertegenwoordigen voor de Academy Awards. De voorzitter van de desbetreffende commissie beet van zich af met de rechtvaardiging: ‘De jury zei dat ze naar een Europese film keken die zich in India afspeelde, niet naar een Indiase film die zich in India afspeelde.’ Waarop een verontwaardigde Indiase fan een meer plausibele reden opgaf voor het negeren van de film: ‘Kapadia criticized Modi, and we don’t like that.’

All We Imagine as Light is inderdaad een film waarin een vrouwelijke regisseur niet meegaat in de propagandamachine van de overheid (die een voorliefde heeft voor lokale blockbusters die met hun regressieve vrouwen bashing extreem geweld normaliseren) en hete hangijzers als kastenstelsel, misogynie en Islamfobie niet uit de weg gaat.

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.