Wide Angle: Twee keer een zonsondergang

When the Light Breaks still homepage
Verdieping 16 jan 2025

Twee keer een zonsondergang

door Mieke 'Mik' Schelstraete

Twee meisjes staan in een rij te wachten om een laatste groet te brengen. Een hemels wit licht schijnt hen in de ogen. Een van hen keert zich om. “Wat ga je doen?” “Roken.” “Heb je misschien een sigaret voor mij?”

Ljósbrot (of When the Light Breaks) is een IJslands drama geregisseerd door Rúnar Rúnarsson dat zich afspeelt gedurende één lange zomerdag. Una, een jonge kunststudente, heeft een affaire met Diddi, een jongen met wie ze samen in een band zit. Wanneer hij uiteindelijk besluit om het uit te maken met zijn vriendin, Klara, gebeurt er iets dat niemand had kunnen voorzien. Diddi overlijdt tijdens een explosie in een autotunnel, een nationaal drama. Het lijkt er dus op dat enkel Una weet had van zijn intentie om het gedaan te maken met Klara. Wat volgt is een emotionele worsteling voor Una. Haar conflict met Klara, die zich van geen kwaad bewust is, speelt zich onderhuids af, maar het verdriet dat ze beiden voelen brengt hen ook dichter bij elkaar.

De film is een antwoord op de vraag: wat als je een brandbom legt onder een tienerdrama? Want uiteindelijk is de situatie tussen Una, Klara en Diddi er een uit de miljoenen, met het verschil dat de cruciale schakel ineens verdwijnt nog voor de driehoeksrelatie op een natuurlijke manier oplost. Uit die ontregeling ontstaat een fragiel portret van Una. Haar gezicht komt op verschillende manieren in beeld: verwrongen, gereflecteerd, in close-ups. Haar pijn valt niet te onderschatten, maar haar onhebbelijkheden zijn niet anders dan die van een gemiddelde jonge kunststudent. Ze is vaak jaloers en snibbig. Als ze het niet kan vinden met de vrienden van haar vrienden omdat die niet snappen wat conceptuele kunst is, kan je soms niet ver genoeg in je stoel wegzakken. Het is overduidelijk dat ze het niet kan verkroppen; in haar hoofd was de overwinning al binnen en nu zit ze opgescheept met Klara, een meisje aan wie ze zich niet verwant voelt, met wie ze niets gemeen heeft behalve Diddi.

De tragiek van de hele situatie wordt voor Una een mijnenveld aan conflicterende emoties, waarin ze haar eigenbelang moet afwegen tegen het kwetsen van een heleboel mensen op een moment waarop ze zelf erkenning en troost zoekt. Haar relatieve kortzichtigheid verliest echter alle betekenis tegenover iets dat zo overweldigend rampzalig is dat het onvatbaar wordt. Dit zorgt ervoor dat ze voorzichtig breekt, dat haar initiële jaloerse reactie verzacht. Er ontstaan barsten. Ze is ongelofelijk kwetsbaar en de camera behandelt haar met de nodige zachtheid en omringt haar met wazige kleuren. Dat isoleert haar soms van de andere personages, maar laat haar ook in haar recht, om haar eigen verdriet te ervaren.

Het is een conflict tussen alledaagsheid en een ramp die alles overstijgt, en de driehoeksrelatie beweegt zich daar ergens tussen. We zien alledaagse situaties zoals tieners in verkleedkostuum op de bus of Una’s vader die haar vraagt sinds wanneer ze rookt, en daar staat tegenover: de ramp, de begrafenis, de rouw, de zee. Het is hard, maar het leven gaat verder. In dat opzicht weet de film de irreële sfeer die rond rouw hangt goed te vangen. Achter de personages spelen zich vele verhalen af. De verhalen van andere mensen die ook iemand verloren in de ramp, van mensen die gewoon doorgaan met hun dag zoals voorheen, van een man in een auto die kwaad toetert omdat een van de jeugdvrienden van Diddi midden op de straat loopt. Rouw is een bijzonder private zaak. In de prachtige scène waarin Una over een lange brug loopt en de IJslandse vlaggen een voor een halfstok worden gehangen, contrasteert het zelf met de grotere wereld er rondom. Una’s extreem dichte aanwezigheid in de rest van de film maakt hier plaats voor een klein figuurtje dat over een gigantisch meer wandelt. De nationale tragedie torent boven haar uit. Terwijl zijzelf en de camera haar verdriet in dikke tranen opblazen, wordt de ramp een zaak van de geschiedenis, van een vlag met een kruis erop.

Het straatbeeld van Reykjavik dat zich achter het drama uittekent bestaat uit ofwel hoekige, hedendaagse constructies of koddige huisjes zonder pretentie. De sfeer zwaait tussen nostalgisch en modern, tussen herinnering en onwerkelijk heden. De eerste scène bijvoorbeeld, waarin Una en Diddi samen een joint roken aan de waterkant, is gehuld in een atmosfeer van oranje licht die het moment doet aanvoelen alsof het al een herinnering is. De zee strekt zich voor hen uit met een aantal kleine bouwsels in de verte. Met de rug naar de kijker toegedraaid, verwikkeld in hun eigen moment. De scène waarin Una en haar vader een hotdog eten is net zo. Ze zitten aan een tafel met een charmant geruit tafelkleed en achter hen de zee, blauwe mistige bergen en iets wat lijkt op een historische dorpskern. Dit maakt de momenten die zich afspelen in hoekige gebouwen net zoveel scherper. Zo’n gebouw is het ziekenhuis waar Una en de vrienden van Diddi afwachten om te horen of hij nog in leven is. Het is duidelijk hedendaags en niet geometrisch, maar voelt toch vriendelijk aan, wat in de context van het gebeuren heel vervreemdend is. Die pendelbeweging tussen herinnering en irreëel heden past perfect binnen de rouwervaring, die altijd iets tijdloos heeft. De tijd stolt en vloeit, of gaat net in een stroomverstelling waarin het ene moment van ongeloof nog niet verwerkt is voor het andere erop volgt.

Het heen en weer van de rouwbeweging wordt drie keer radicaal onderbroken door een pijlschot in de diepte: net voor en tijdens de explosie in de autotunnel, tijdens de performance van Una bij de kerk waar de uitvaart van Diddi plaatsvindt en helemaal aan het einde van de film. Op deze momenten maakt de camera een opmerkelijke beweging omhoog, omlaag of over het water heen. De shots gaan allemaal in tegen het horizontaal plan waar de rest van de film zich op lijkt af te spelen en worden als motief bij elkaar gehouden door de uitleg die Una aan Klara geeft over haar performance, over hoe ze kan ‘vliegen’ door haar blik te fixeren op een bepaald punt op de kerktoren en naar achteren te wandelen. Het is allemaal een kwestie van perspectief, en dat is ook wat die drie beelden bieden: een soort overzichtsperspectief waarin de kijker even loskomt uit de tijdlijn van gebeurtenissen om het geheel van op een afstand te bekijken.

Conceptuele kunst en performance worden door Una zelf omschreven als een manier om ‘anders’ naar de dingen te kijken, om de tijd te breken. Maar niet enkel in de bevrijdende zin. Een performance kan ook een uitputtingsslag zijn, een loep of puur experiment (“Als dit, wat dan?”). Er is een bepaalde score, een opstelling, en van daaruit volgt de rest. Verdikking en verdunning van tijd speelt daarbij vaak een rol. De kloktijd is zelden hetzelfde als het gevoel van hoelang iets duurt en terwijl je op de grond staat kan je nog steeds het gevoel hebben dat je vliegt. De afgebakende duur waarbinnen When the Light Breaks zich afspeelt, één lange IJslandse zomerdag, geeft het geheel zelf iets van een grote rouwperformance, waarbij de film het heen en weer botsen van de verschillende personages documenteert (zoals in het klein voorgesteld wordt tijdens een performance die Una’s klasgenoten uitvoeren door zichzelf in ducttape te wikkelen). Ook de verhaallijn op zich heeft iets performatiefs. Het normale verloop, dat zich voorspelbaar voor de kijker uitstrekt, wordt explosief onderbroken door het onverwacht wegnemen van één element: Diddi. Het is alsof je toekijkt wat het teweegbrengt wanneer iemand de onderste kaart van een kaartenhuis weghaalt.

Tijdens de wake voor Diddi zien we Klara en Una samen, deze keer niet in een diffuse avondschemering of tegen het banale decor van de gang van zaken, maar met helder wit licht dat hen pal in het gezicht schijnt. De dienst vindt plaats in de bombastische Hallgrímskirkja, die een scène eerder verschijnt als een gigantische grijze piek met muren die lijken op aflopende staven. De hele schermbreedte is ommuurd. Binnen in de kerk wordt de grijze geslotenheid een lucide openheid. Felle witte stralen schijnen vanuit de hoge smalle ramen op de gezichten van de rouwenden. Het licht lijkt hier vanuit een andere wereld te komen, het heeft iets hemels. Geconfronteerd met de realiteit van de dood, besluiten de meisjes te gaan roken.

“Het zal vreemd zijn om morgen wakker te worden”, merkt Klara op aan het einde van de dag. En ze heeft gelijk, want hoe zal het morgen verder gaan? De spanning wordt gedurende de hele film vastgehouden. Een echte oplossing komt er niet, behalve misschien de hoop dat Klara en Una elkaar doorheen hun isolerend verdriet kunnen vinden.

Logo Fantômas

Fantômas

Deze tekst kwam tot stand in samenwerking met Fantômas.

Fantômas is een platform voor onafhankelijke filmkritiek dat reflecteert op een verscheidenheid aan filmculturen in België en daarbuiten. Het is een plek om je te verwonderen en te verdiepen in de wereld van film, je te laten verrassen door nieuwe vormen en contexten, en je te spiegelen aan interessante meningen en stemmen.

Fantomas.be