Wide Angle: Soundtrack to a Coup d’État

Soundtrack to a Coup d'Etat
Verdieping 14 jun 2024

Soundtrack to a Coup d’État

Er zijn al verschillende documentaires gemaakt over de Lumumba affaire, genoemd naar de eerste Congolese premier die in 1961 om het leven werd gebracht, maar de film die Johan Grimonprez nu aan deze zaak wijdt is toch van een heel ander kaliber. Grimonprez is een regisseur die in al zijn documentaires genres overstijgt en er telkens een heuse filmische creatie van maakt waarin experimenteel formalisme, historisch besef en revisionisme innig met elkaar zijn verbonden. De cineast offreert ons tegelijk alternatieve geschiedenislessen en visueel spervuur in films als Shadow World (2016) over de internationale wapenhandel, Double Take (2009), een rond Hitchcock opgebouwde documentaire/fictie hybride en Dial H-I-S-T-O-R-Y (1997), een vindingrijke documentaire over de historiek van terroristische acties, in het bijzonder vliegtuigkapingen.

Grimonprez’ nieuwste cinematografisch essay Soundtrack to a Coup d’Etat steunt op een vermetel basisconcept dat de toeschouwer ook met andere ogen doet kijken (en met andere oren doet luisteren). Muziek is hier geen begeleiding of versterking maar is wezenlijk met de film verbonden.

Enerzijds is er het archiefmateriaal aangevuld met interviews en getuigenissen (deze van de Belgische huurlingen zijn schokkend in hun cynisme) waarmee de cineast deze politieke zaak onderzoekt. Anderzijds is er de soundtrack van overheersend jazzmuziek die ook bepalend is voor het tempo van de film en de associatieve montage. Dit is niet zomaar een esthetische keuze gezien de internationale antikoloniale stroming uit de jaren 1950-1960 zowel gereflecteerd werd in de muziek van Zwart Amerika als in de burgerrechtenstrijd van de Afro-Amerikanen. Geregeld zien we ook hoe de jazzmuzikanten een rol spelen in de gebeurtenissen die plaatsvinden op een scharniermoment in de onafhankelijkheidsbeweging op het Afrikaanse continent waarbij Belgisch-Congo een cruciale rol speelt. Want, hoewel de cineast inzoomt op de figuur en de betekenis van Lumumba zoomt hij ook uit op het bredere plaatje van de postkoloniale beweging. Zo zien we hoe zanger Abbey Lincoln en drummer Max Roach, die jazz beschouwden als een wapen tegen de onmenselijkheid van de mens tegenover de mens, een VN-Veiligheidsraad crashen als protest op de moord op Patrice Lumumba.

Een andere episode toont de dubbelzinnige triomftocht van Louis Armstrong door de nieuwe onafhankelijke staat Congo. Hij maakte die tour in opdracht van de Amerikaanse overheid, maar ontdekt geleidelijk dat hij als een rookgordijn wordt gebruikt voor de anti-Lumumba machinaties van de CIA. Zo verontwaardigd is de trompettist dat hij ermee dreigt te verzaken aan zijn Amerikaans burgerschap en naar Ghana te verkasten. Ook Nina Simone wordt ingezet voor een diplomatieke missie in Afrika, waar ze in volle Koude Oorlog een stuk Amerikaanse cultuur mag propageren maar in haar songs de zwarte frustraties in de Amerikaanse samenleving laat weerklinken.

De dialoog tussen jazz en de dekolonisatie wordt ook visueel knap vormgegeven, met gebalde tekstinformatie die op het scherm danst in de grafische stijl van de modernistische Blue Note album covers.

Hoe gewichtig de materie ook is, in de brilante cross-cutting en visuele vondsten bezit de film ook een zekere lichtheid, zelfs een entertainment-gehalte (hoe gruwelijk de feiten ook zijn) wat in grote mate met de jazzy muzikaliteit van de film te maken heeft, de afwisseling in het ritme, en de overduidelijke retorische montagestandjes. Zo worden de beelden die de wereld rondgingen waarin Sovjet-leider Nikita Chroesjtsjov (1984-1971) met zijn schoen op de VN-banken slaat, gemixt met shots van tapdansende schoenen van jazzliefhebbers.

Alhoewel de film twee en een half uur duurt en de toeschouwer dreigt ondergesneeuwd te worden door een lawine van informatie, houdt Grimonprez ons stevig in zijn greep, zo boeiend, polemisch en stimulerend is zijn visie op een van de grote politieke schandalen uit de naoorlogse geschiedenis, waarvan de implicaties nog altijd nazinderen.

Het feit dat het niet om een didactische maar veeleer dialectische documentaire gaat, betekent ook dat een zekere achtergrondkennis kan helpen om details en toespelingen te begrijpen. En om nog meer te genieten van de complexiteit van deze unieke film die één lange demonstratie is van hoe de geschiedenis niet tot het verleden behoort maar voortleeft in het heden.


Lumumba

Misschien had Lumumba (1925-1961) zijn doodvonnis al getekend met de speech die hij gaf nadat koning Boudewijn op 30 juni 1960 in de hoofdstad Léopoldville (nu Kinshasa) Congo teruggaf aan het Congolese volk. ‘Het is nu aan jullie, heren, om te tonen dat we gelijk hadden om jullie te vertrouwen,’ sprak Boudewijn een beetje neerbuigend. Na de vorst was het de beurt aan president Joseph Kasavubu (1917-1969) om zijn volk toe te spreken, alhoewel niemand zich nog herinnert wat hij vertelde. Wat je zeker niet kon zeggen van de woorden van Congo’s eerste minister Patrice Lumumba. De belangrijkste politicus van het land reageerde fel op Boudewijns paternalisme. Hij had het over de dagelijkse vernederingen die zwarte Afrikanen in Belgisch Congo moesten ondergaan en het geweld dat gepleegd werd op zijn volk. Hij verhief zijn stem en sprak tegen zijn landgenoten: ‘we hebben in ons lichamen en onze harten zwaar geleden onder de koloniale onderdrukking.’

Zeven maanden later was Lumumba dood, vermoord. Geboren in 1925 in de provincie Kasai, had Lumumba al heel vroeg de ambitie om tot de zwarte middenklasse van Belgisch Congo te horen. Hij maande de Belgen aan om de Congolezen een ruimere toegang tot onderwijs te bieden en raciale gelijkheid te promoten. Maar dit allemaal zo voorzichtig en vreedzaam mogelijk (hij mocht zelfs bij koning Boudewijn op audiëntie toen die in 1955 Congo bezocht).

Maar zijn respectvolle toon verdween nadat hij als ambtenaar op een postkantoor schuldig bevonden aan geldverduistering, veertien maanden celstraf kreeg in de centrale gevangenis van Stanleyville. De leefomstandigheden waren erbarmelijk maar deden wonderen voor zijn politiek bewustzijn. Eens op vrije voeten verkaste hij naar Leopoldville en ging hij fel te keer tegen het imperialistisch bewind, riep hij Congo op ‘zich van de ketens van het paternalisme te bevrijden.’

In 1957 richtte de radicaalnationalistische M.N.C. partij op (Mouvement National Congolais); een jaar later woonde hij in Accra de Pan-Afrikaanse conferentie bij, waar hij in contact kwam met Kwame Nkrumah, leider van Ghana van 1952 tot 1966, en Gamal Abdel Nasser, de tweede president van Egypte, die hem zagen als een voorvechter van het links antikolonialisme.

Dankzij zijn spreekvaardigheid en zijn volgelingen in Léopoldville werd hij de dominante figuur in de partij dat de meeste parlementaire zitjes wist te veroveren bij verkiezingen die Congo’s eerste democratische regering opleverden en Lumumba in juli 1960 tot de eerste Premier van de Republiek Congo maakten. Geconfronteerd met muiterij, de afscheiding van Katanga onder Moïse Tshombe, politieke conflicten in Léopoldville en finaal de militaire staatsgreep van kolonel Mobutu op 14 september 1960, oefende hij dit ambt slechts 11 weken uit.

Lumumba geloofde ook dat een onafhankelijke staat de door etnische en regionale loyaliteit verdeelde Congolezen moest verenigen. De Belgen ontzegden de Congolese bevolking elk politiek recht tot in 1956 een kleine groep Afrikanen stemrecht kreeg. De kolonisten wakkerden de verdeeldheid aan en probeerden vooral de controle te behouden over de mineraalrijke zuidelijke provincie Katanga. (Congo bezit nog altijd de helft van de wereldreserves van kobalt waarmee onze smartphones gevuld worden).

Een van de redenen waarom Lumumba het unitarisme predikte, was de rijkdommen van de welstellende provincies, zoals Katanga, ook de rest van Congo zouden ten goede komen. Katanga had altijd al een beschermd speciaal statuut, nog daterend uit de tijd dat Leopold II van 1885 tot 1908 de Vrijstaat Congo _ tachtig keer zo groot als België _ als zijn persoonlijk bezit beschouwde. De provincie werd dan ook gerund om de kopermijnbouw te beschermen en had daarvoor zelfs een eigen leger. Dat Leopold II Congo terug schonk aan België kwam er onder druk van de Britten en de Amerikanen die klaagden over de behandeling van de zwarten die zelfs naar koloniale normen uitzinnig wreed was. Maar ondanks de rijkdom dankzij de grondstoffen in Katanga bleef Belgisch Congo een achtergesteld land. Na de onafhankelijkheid bleek meteen dat er door het gebrekkige onderwijs nauwelijks geschikte kaders en structuren waren om het land deftig te kunnen besturen.


Tshombe

Naarmate Afrika het kolonialisme van zich afschudde kwamen ook in Congo nationalistische gevoelens boven water wat zich in 1959 vertaalde in rebellie. De dreiging van verdere opstanden leidde eind januari 1960 tot een rondetafelconferentie in Brussel waar besloten werd binnen de zes maanden Congo onafhankelijk te verklaren.

De belangrijkste politicus van Katanga was de zakenman Moïse Tshombe (1919-1969) die uit een rijke familie uit de provincie stamt en close was met de Belgische kolonisten. In de tweede helft van de jaren vijftig stichtte Tshombe de Conféderation des Associations du Katanga (Conakat), dat voorstander was van een onafhankelijk federaal Kongo en dat nagenoeg uitsluitend aanhangers had in de rijke koperprovincie Katanga. Hij wist zijn positie als president van Katanga (1960-63) te handhaven met behulp van blanke huurlingen en de steun van de Belgische mijnbouwonderneming Union Minière du Haut Katang (UMHK), die grote belangen in Katanga had en na het verlenen van de onafhankelijkheid van Kongo in 1960 een politieke rol ging spelen. (In 1967 werden de Zaïrese bedrijven door president Mobutu genationaliseerd)

Niet voor niets noemde de radicale zwarte leider Malcolm X hem ‘the worst African ever born.’ Hij spekte zijn buitenlandse bankrekening en keek ook neer op de inheemse Congolezen. Tshombe deelde een grote bezorgdheid van de Belgen: hij vreesde dat het nieuwe bewind in Léopoldville de controle zou verwerven over de mijnopbrengsten.

De afscheidingspoging van het rijke Katanga veroorzaakte een burgeroorlog. Spoedig geraakten ook Russische en Amerikaanse belangen verwikkeld in het conflict terwijl de Verenigde Naties de vrede probeerden te herstellen. Voor België was de voornaamste prioriteit het veiligstellen van zijn economische belangen. In zijn boek The Lumumba Plot: the Secret History of the CIA and a Cold War Assassination citeert Stuart A. Reid een memo van de Amerikaanse ambassade, dat stelt dat Emile Janssens de notoire leider van de Force Publique, het Congolese leger, ‘verondersteld wordt zijn bevelen te ontvangen van de president van de nieuwe Congolese republiek. Maar indien deze bevelen van een destructieve aard zouden zijn, mag de Belgische regering hopen dat hij zijn gezond verstand zal gebruiken om ze niet op te volgen.’


Mobutu

Een derde cruciale figuur in het verhaal is Mobutu, die een soldaat was vooraleer hij midden jaren 1950 in de journalistiek ging en toen ook bevriend geraakte met Lumumba. Zoals velen uit de Congolese politieke klasse wisselde Mobutu voor de onafhankelijkheid wellicht inlichtingen uit met de Belgen. Lumumba begon vrij snel Mobutu te wantrouwen, maar tegen dan was hij dankzij de steun van het leger al een vertrouweling van de hoogste militaire leiders. Toen er onlusten uitbraken en aanvallen volgden tegen blanke officieren, liet de respons niet lang op zich wachten: verwelkomd door Tshombe landden Belgische troepen in Katanga om hun landgenoten te beschermen. Tshombe en zijn Belgische oppassers riepen Katanga uit tot een onafhankelijke staat. De Congolese onafhankelijkheid was nog geen maand een feit of Belgische soldaten rukten op naar de hoofdstad, controleerden de luchthavens van het land en perkten Lumumba’s bewegingsvrijheid in.


Dag Hammarskjöld

Lumumba verzocht de VN om assistentie in de vorm van internationale troepen zodat de vrede kon hersteld worden en de Belgen konden opkrassen. De VN werd toen voorgezeten door de Zweedse diplomaat Dag Hammarskjöld (1905-1961), toen een veel grotere en meer gerespecteerde naam in de internationale politiek dan de hedendaagse bekleders van dit ambt. Reid schetst Hammerskjöld als een typische liberaal die geërgerd was door de Belgische interventie, maar in de documentaire van Grimonprez krijgen we soms een ander gezicht te zien. De VN-leider had al snel een hekel aan Lumumba. De VN-troepen treuzelden om Katanga binnen te dringen, waardoor Tshombe’s afgescheiden regime genoodzaakt was om Belgische hulp in te roepen. Hammerskjöld schreef dat het cruciaal was dat VN troepen niet door Lumumba gebruikt werden om Katanga te bedwingen onderwerpen. Toen hij Congo bezocht deed hij de hoofdstad aan zonder Lumumba te ontmoeten maar reisde hij meteen door om Tshombe te zien. De VN wilde geen agressieve troepenontplooiing tegen België gericht zien. Voor zijn houding tijdens de Congo crisis werd hij op een VN-vergadering zwaar onder vuur genomen door secretaris van de Communistische Partij Chroesjtsjov die zijn autoriteit als Secretaris-Generaal wou inperken.

Ook in de States kon Lumumba op weinig sympathie rekenen. Toen hij in juli 1960 bij Eisenhower ging aankloppen voor militaire assistentie ving hij bot en werd hij vernederd door de lauwe receptie. Hoe goed Lumumba was om met zijn radiotoespraken massa’s te mobiliseren, zo onhandig was zijn face-to-face diplomatie. Intussen grapte de Amerikaanse ambassadeur van Congo dat Lumumba een kannibaal was. En alhoewel de CIA zich zorgen maakte over Commie invloeden, was Lumumba geen communist. Hammarskjöld beschouwde hem als een ‘ignorante pion’, veel te grillig en onzinnig om voor de Sovjets van nut te zijn.

Rond die tijd gaf Lumumba de go-ahead aan Mobutu’s plan om een tweede afscheuring in Zuid-Kasaï een andere mineraalrijke provincie te dwarsbomen.

Zich in de steek gelaten voelend door zowel de U.S. als de U.N. ging Lumumba bij de Sovjets aankloppen voor militaire hulp. De Sovjets kwamen uiteindelijk over de brug, maar de buit was maar magertjes. Een de gevolgen waren verwoestend. Geërgerd door Lumumba’s bocht naar de Sovjets keurde het Witte Huis in augustus 1960 een geheim CIA-plan goed om de Lumumba regering met constitutionele middelen te vervangen. In een meeting met zijn kabinet maakte Eisenhower opmerkingen die sommigen als een oproep tot moord interpreteerden. Lumumba kreeg tijdens zijn speeches CIA-gesponsorde protesten te horen.


Kasavubu

De situatie verslechterde van dag tot dag. Leiders uit Congo en het Westen vonden Lumumba recalcitrant en onvoorspelbaar en smeden een plan, gesteund door President Kasavubu om hem te verwijderen. Reid geeft bewijzen dat Hammerskjöld geen bezwaar had tegen Lumumba’s afzetting. In Congo zelf zorgden medestanders in het complot ervoor dat hij geen kans kreeg om zich via de radio tot de bevolking te richten.

De volgende maanden waren tragisch voor Lumumba. Zijn vrouw kreeg geen toegang tot medische zorgen en beviel prematuur van een dochtertje dat overleed.

In de loop der jaren is er altijd veel controverse geweest over het aandeel van België in de moord op Lumumba. De regering werd van 1958 tot 1961 geleid door Gaston Eyskens maar een parlementaire onderzoekscommissie oordeelde dat ofschoon een aantal vooraanstaande Belgen (al dan niet direct) een rol hadden gespeeld in de moord, er geen doorslaggevend bewijs gevonden werd dat de moord zelf in opdracht gebeurde van de Belgische autoriteiten.

Vast staat dat zowel Congolese politici als Belgische adviseurs erbij betrokken waren en konden rekenen op de stilzwijgende steun van de Verenigde Naties. Op zeker ogenblik waren er zoveel samenzweerders bij betrokken dat we in de film van Grimonprez een samenzweerder horen zeggen: ‘Too many Lumumba killers already in place, no need to send more.’

Lumumba werd twee keer gearresteerd door Mobutu die het kamp had gekozen van Kasavubu alvorens zich met de steun van de CIA op te werpen als ’s lands grootste power broker. Lumumba ontsnapte, werd gevat en voor de ogen van niet ingrijpende U.N.-soldaten mishandeld. De laatste dagen waren gruwelijk. Op 17 januari 1961 zette Mobutu een gevangengenomen Lumumba op het vliegtuig naar de rebellerende provincie Katanga, waar Tshombe en zijn Katangese kompanen _ in aanwezigheid van Belgische ambtenaren en huurlingen _ hem urenlang zwaar toetakelen. Toen ze klaar waren zat Tshombe onder Lumumba’s bloed. Het slachtoffer werd dan naar een afgelegen executieplek gereden en er samen met twee leden van zijn politieke partij doodgeschoten, hun lichamen opgelost in 200 liter zwavelzuur. Een van de aanwezige Belgen, Gerard Soete, bracht een vergulde tand en een vinger van Mobutu als trofee mee naar huis. Een resolutie van de V.N. Security Council dat een onderzoek eiste naar de omstandigheden van zijn dood, werd door Tshombe verworpen. In de Sovjet-Unie, Cuba en vele delen van Afrika werd Lumumba beschouwd als een martelaar in de strijd tegen het kolonialisme en het ‘huurlingenbewind.’



Congo-crisis

Het is opmerkelijk hoe snel het land in elkaar stortte na de volgens sommige overhaaste beslissing van de Belgische regering om Congo onafhankelijkheid te verlenen. Het land was door België dermate slecht voorbereid dat er meteen binnenlandse onrust ontstond. Die duurde tot 1965 en raakte bekend als de Congo-crisis. Op 5 juli 1960, nauwelijks enkele dagen na de onafhankelijkheidsverklaring werden de Afrikaanse militairen ongeduldig omdat geen enkele Congolese soldaat een deftige promotie kreeg, wat leidde tot een aantal muiterijen van de militairen. Wat ook leidde tot de massale uittocht van de in Congo achtergebleven Belgen, die zich bedreigd voelden.

Alhoewel de dood van Lumumba het land in een chaos stortte leek het er even op dat zijn verdwijnen een internationale overeenkomst over Congo vergemakkelijkte. Na de moord probeerde de V.N. een eind te maken aan de afscheiding van Katanga. Operaties die geleid werden door de Ierse diplomaat Conor Cruise O’Brien (die zo geobsedeerd was door Lumumba dat hij later het toneelstuk Murderous Angels schreef over de relatie tussen Lumumba en Hammerskjöld). Pogingen die aanvankelijk mislukten tot een onder druk gezette Hammerskjöld op 17 september 1961 voor een ontmoeting met Tshombe naar het Britse protectoraat Noord-Rhodesië vloog, maar zijn vliegtuig stortte neer bij de grens tussen Zambia en Katanga, iedereen aan boord kwam om, in omstandigheden die nooit helemaal opgehelderd werden en dankbaar voer waren voor samenzweringstheorieën. (De in 2019 op het Docville festival getoonde documentaire Cold Case Hammarskjöld van de Deense regisseur Mads Brügger behandelt deze zaak, maar is te demagogisch en vergezocht om serieus te worden genomen). Hammarskjöld ontving in 1961 postuum de Nobelprijs voor de Vrede.

Reids reconstructie legt een bijzondere nadruk op de verantwoordelijkheid van de VS en in het bijzonder de Eisenhower administratie, maar volgens critici van het boek onderschat de auteur de mate waarin een onafhankelijk Katanga altijd een Belgisch project was, zelfs als aasden de US en het VK op de mineralen uit de regio. (De Amerikanen hadden in hun atoombom-project 3.000 ton uranium afkomstig uit Congo gestopt). De rol van de CIA was mogelijk kleiner dan gedacht. Toen Larry Devlin, baas van de CIA-operaties in Congo vernam dat Lumumba naar Katanga werd gevlogen, verkoos hij het om zijn oversten niet te verwittigen.


Coup d’état

Tshombe vluchtte in 1963 naar Spanje nadat de VN de onafhankelijkheid van Katanga ongedaan maakte. Maar al in juli 1964 werd hij met Amerikaanse steun teruggelokt voor een Eerste Minister post. Zijn partij won met glans de democratische presidentsverkiezingen van 1965. Mobutu en Kasavubu beseften ook dat hij nuttig was voor de Belgische steun die hij genoot. En inderdaad, kort daarop werd met de hulp van België en de VS een nieuwe rebellie onderdrukt waar de Argentijnse marxistische revolutionair en Cubaanse guerrillaleider Che Guevara had aan deelgenomen. Nadat Mobutu in 1965 bij een tweede coup d’état zichzelf tot staatshoofd uitriep en het leek dat Tshombe in sommige provincies de kiezingen had vervalst, zette Kasavubu hem aan de kant. Beschuldigd van corruptie en van de moord op Lumumba en vluchtte Tshombe opnieuw naar Spanje. Mobutu liet hem bij verstek ter dood veroordelen door een militaire rechtbank. In 1966 werd hij ervan verdacht betrokken te zijn bij een muiterij van Katangese militairen en in 1967 werd hij in een gekaapt vliegtuigje ontvoerd naar Algiers. Hij werd er onder huisarrest geplaatst en Algerije weigerde Tshombe aan Kongo uit te leveren en ging ook niet in op verschillende pogingen van Amerikaanse anticommunisten om hem vrij te krijgen. Hij overleed in 1969 aan een hartaanval, zijn lichaam werd overgevlogen naar Brussel waar hij begraven werd op het kerkhof van Etterbeek.

Mobutu slaagde erin om bijna de volledige Congolese politieke klasse aan de kant te zetten en een kleptocratische dictatuur te vestigen. Hij stelde met harde hand orde op zaken. De uitvoer van koper leverde tot het begin van de jaren zeventig veel geld op. De economie begon zich te herstellen. Een verkiezing in 1970 gaf een draagvlak aan zijn presidentieel regime. In 1971 veranderde wijzigde hij de naam van het land in republiek Zaire, deze naam is afgeleid van Zaza (groot water), de inheemse naam voor de Kongo-rivier. Hij veranderde hij zijn naam in Mobutu Sese Seko en stelde hij een nationalisatieprogramma in dat ambitieuzer was dan wat Lumumba wellicht had uitgeprobeerd. Alles kaderde in een antiwesterse ‘authenticiteit’ campagne. Terwijl dezelfde Mobutu een prowesterse buitenlandse politiek voerde. De ironie is dat Mobutu door dit alles de steun bewaarde van Westerse regeringen en inlichtingendiensten.

In 1977 en 1978 vielen troepen uit Angola het land binnen. Met steun van Marokkaanse, Belgische en Franse troepen verdreef Mobutu de aanvallers.

In de jaren tachtig nam het binnenlandse verzet tegen het regime van Mobutu toe. Er heerste corruptie in het land terwijl de roofzuchtige dictator zich op schaamteloze wijze verrijkte. In 1991 en 1993 voerden Belgische en Franse militairen in Zaïre interventies uit om Euopeanen te evacueren die bedreigd werden door de labiele binnenlandse situatie. Want ondanks de rijkdom aan delfstoffen heerste er in Zaïre een economische chaos met voedseltekorten. Het driedecennia lang bewind van Joseph-Désiré Mobutu die het land bestuurde als een genadeloze klant van het westen kende een bloedige finale in de jaren 1990, gevolgd door een nog brutalere oorlog tussen Congo en zijn buurlanden, met de hoge tol van miljoenen mensenlevens. Vooral zijn onbekwaamheid om de slachtingen in de provincie Shaba te vermijden, oogstten veel kritiek ook en vooral bij de Belgische autoriteiten.


Dekolonisering

Het ruime kader van de Koude Oorlog, de dekolonisering en de geopolitieke belangen van het gebied speelden ook hun rol in de Congolese catastrofe.

In de herfst van 1956 liep een Anglo-Frans-Israëlische operatie tegen Egypte en zijn president Gamal Abdel Nasser omdat de eerste representant van het moderne Arabische nationalisme besloten had het Suezkanaal te nationaliseren op een sisser uit nadat de Eisenhower administratie duidelijk maakte zulk avontuur niet te steunen. De dagen van het Europees kolonialisme waren geteld en volgens Eisenhower zou een aanval tegen Egypte in volle Koude Oorlog de hypocrisie aantonen van het westen en de Sovjets helpen om vaste voet te krijgen in de Arabische wereld.

Het was typisch voor de Koude Oorlogsjaren dat de VS de strijd voor nationalistische onafhankelijkheid altijd door de lens van het anticommunisme zag. Wat er ook toe leidde dat koloniale maneuvers ook werden voortgezet in het postkoloniaal tijdperk.

Het Suez debacle versnelde het einde van de regering van de Engelse eerste minister Anthony Eden. Zijn opvolger Harold Macmillan, eveneens van de Conservative Party, reisde in februari 1960 naar Cape Town en hij voerde aan dat er een ‘wind of change’ over het continent blies, waarmee hij feitelijk (als het ware) de dekolonisering accepteerde. Frankrijk had pas een gênante militaire nederlaag geleden in Indochina wat leidde tot de onafhankelijkheid van Marokko en Tunesië. Europa was schoorvoetend stappen aan het zetten om afstand te doen van zijn imperiums, daarbij toch nog proberend een zekere invloed uit te oefenen. En Washington probeerde gretig aanwezig te zijn in deze nieuwe markten.

In zijn boek demonstreert Stuart A. Reid dat de Congolese onafhankelijkheid nooit een echte kans kreeg. En dit zowel door de verzamelde krachten van buitenaf als door de persoonlijkheden van Lumumba, Mobutu en de separatistenleider Tshombe die het vinden van een oplossing bemoeilijkten.


Ben Barka

Frankrijk kende in dezelfde periode een gelijkaardige politieke verdwijning. De Frans Marokkaanse Mehdi Ben Barka affaire vertoont menig raakpunt met de Belgisch-Congolese zaak Lumumba. De Marokkaanse opposant van het heersend regime bracht naast de Marokkaanse koning Hassan II ook Frankrijk en de VS in verlegenheid vooral ook omwille van zijn communistische sympathieën. Hij speelde een doorslaggevende rol in het dekolonisatieproces dat op 2 maart 1956 tot de onafhankelijkheid van Marokko leidde. Nadat hij werd verbannen overleefde hij ook een aanslag, een verkeersongeluk dat in scène gezet werd. De omstandigheden van zijn dood blijven raadselachtig, net als bij Lumumba werd zijn lijk nooit teruggevonden. Toen het dossier werd gesloten zou de Franse president Charles De Gaulle gezegd hebben: ‘les chiens aboient, la caravane passe.’

Feit is dat de Marokkaanse leider van het linkse UNFP (Union nationale des forces populaires) van de radar verdween nadat hij op 29 oktober 1965 op de stoep van de befaamde Brasserie Lipp op de Boulevard Saint-Germain (waar hij een lunchafspraak had met filmmaker Georges Franju en schrijfster Marguerite Duras om er over een project over de dekolonisatie te praten) werd ontvoerd. Wellicht werd hij opgepakt door de Franse veiligheidsdiensten in samenspraak met Marokkaanse veiligheidsagenten en met medeweten (en of medewerking) van de CIA. De Gaulle, geen voorstander van de Amerikaanse hegemonie in de derde wereld, beweerde niks af te weten van de zaak en ontstak in een Franse colère toen hij vernam dat Ben Barka hoogstwaarschijnlijk op Franse bodem werd geliquideerd. Begin jaren 1980 gaf premier Pierre Mauroy dan toch toestemming om het dossier te onderzoeken, maar het gaat slechts om een klein gedeelte van het dossier zodat de ware toedracht van de verdwijning en de liquidatie geheim blijft.

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.